4.3 lezen - les 1, 2, 3

Leerdoelen 4.3
  • leesstrategie studerend lezen toepassen
  • tekstdoelen herkennen: informeren en amuseren
  • schematische samenvatting en instructie herkennen
  • leespubliek bepalen/vaststellen
  • uitleggend tekstverband herkennen
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Leerdoelen 4.3
  • leesstrategie studerend lezen toepassen
  • tekstdoelen herkennen: informeren en amuseren
  • schematische samenvatting en instructie herkennen
  • leespubliek bepalen/vaststellen
  • uitleggend tekstverband herkennen

Slide 1 - Diapositive

Leesstrategie (p. 22)
De derde leesstrategie: studerend lezen
Doel: De informatie uit de tekst onthouden. 

Wat zijn de twee andere leesstrategieën?
verkennend en nauwkeurig lezen

Slide 2 - Diapositive

Leesstrategie: studerend lezen
Studerend lezen doe je zo:
- hoofdzaken van elke 
   alinea zoeken
- schematische samenvatting 
   maken
- laat je overhoren of vertel 
   de inhoud aan iemand (controleer zo of je de tekst kent)

Slide 3 - Diapositive

Wat is volgens jou
een tekstdoel?

Slide 4 - Carte mentale

Tekstdoelen
Wat is een tekstdoel?  
Het doel dat de schrijver met zijn tekst wil bereiken.
Je leert vier tekstdoelen:
- informeren (H4)
- amuseren (H4)
- overtuigen (H5)
- activeren (H5)

Slide 5 - Diapositive

Tekstdoelen (p. 23)

Slide 6 - Diapositive

Voorbeeld van een
informatieve tekst

Slide 7 - Carte mentale

Voorbeeld van een
amuserende tekst

Slide 8 - Carte mentale

Leerdoelen 4.3
  • leesstrategie studerend lezen toepassen
  • tekstdoelen herkennen: informeren en amuseren
  • schematische samenvatting en instructie herkennen
  • leespubliek bepalen/vaststellen
  • uitleggend tekstverband herkennen

Slide 9 - Diapositive

4.3 Lezen - Les 2
Je leert nu:

> schematische samenvatting en instructie herkennen
> leespubliek bepalen/vaststellen

Slide 10 - Diapositive

Maar...

Eerst nog even de vorige les bij 4.3 herhalen.


Slide 11 - Diapositive

Wat doe je
bij studerend lezen?
A
details noteren
B
alleen inleiding en slot lezen
C
letten op kernzinnen en vetgedrukte woorden
D
globaal lezen

Slide 12 - Quiz

Informeren
Amuseren

Slide 13 - Diapositive

Welke tekstvorm hoort bij het tekstdoel amuseren?
A
boekbespreking
B
recept
C
interview
D
verhalenbundel

Slide 14 - Quiz

Bij welk tekstdoel hoort
de term 'feit'?
A
informeren
B
amuseren

Slide 15 - Quiz

Instructie
Andere tekstsoort
advertentie
sportverslag
recept
nieuwsbericht
knutselopdracht
interview
handleiding
gebruiksaanwijzing

Slide 16 - Question de remorquage

informatieve tekst 1
Twee soorten krijgen extra aandacht in deze paragraaf:

- schematische samenvatting: de tekst wordt samengevat in 
  een overzichtelijk schema 
- instructie: uitleg in stappen hoe je iets moet doen

Slide 17 - Diapositive

informatieve tekst
Schematische samenvatting: 
Schematische samenvattingen zijn handig bij het studerend. Begrippen zijn dan geen losstaande feitjes meer, maar vormen een samenhangend geheel. Je kunt begrippen beter onthouden als je de verbanden tussen deze begrippen ziet.
Een schematische samenvatting helt erbij.
Ga naar p. 24 van boek B.

Slide 18 - Diapositive

informatieve tekst 2
Instructie:
In een instructie leg je uit hoe je iets doet. Het is de bedoeling dat mensen jouw instructies opvolgen. Een voorbeeld van een instructietekst is de gebruiksaanwijzing van een brandblusser of een folder waarin staat hoe je huisvuil moet aanbieden.

Slide 19 - Diapositive

Schrijf een instructie
in 3 stappen met hoe je je tas in pakt.

Slide 20 - Question ouverte

Leespubliek bepalen

Slide 21 - Diapositive

Voor welk publiek schreef jij je verslag
over huiswerk van 3.4?
Waar lette je op met dat publiek?

Slide 22 - Carte mentale

Leespubliek bepalen

Een schrijver schrijft een tekst voor een leespubliek, zijn lezers.
Wat let je op in je tekst als je je publiek bepaald hebt?
• de bron;
• het onderwerp;
• het taalgebruik;
• de aanspreekvorm (u, jij);
• afbeeldingen (wel of geen afbeeldingen; soort afbeeldingen).

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

Waarom is deze tekst geschreven voor jongeren? Zeg iets over de bron, het onderwerp, taalgebruik en de aanspreekvorm.
Er is een nieuwe griep ontdekt bij zeehonden. Het virus komt van vogels en heeft intussen honderden zeehonden de das omgedaan. Nu kun je denken: 'Ach, het zijn maar zeehonden'. Maar als het virus zoogdieren ziek kan maken, kan dat op termijn ook een gevaar voor mensen vormen.
(Bron: Know How)

Slide 25 - Diapositive

Antwoorden
De bron: Know How was een populair-wetenschappelijk maandblad voor jongeren.

Het onderwerp: jongeren vinden dieren vaak interessant.


Het taalgebruik: geen lange zinnen en weinig moeilijke woorden.

De aanspreekvorm: de lezer wordt met jij aangesproken.

Hebben jullie hier in je verslag rekening mee gehouden?
Hoe deed je dat?

Slide 26 - Diapositive

Leerdoelen 4.3 - les 3
  • leesstrategie studerend lezen toepassen
  • tekstdoelen herkennen: informeren en amuseren
  • schematische samenvatting en instructie herkennen
  • leespubliek bepalen/vaststellen
  • uitleggend tekstverband herkennen

Slide 27 - Diapositive

Opsommend
tijdsvolgorde
tegenstellend
Welke drie tekstverbanden ken je al?
Welke signaalwoorden weet je nog?

Slide 28 - Carte mentale

Het uitleggend tekstverband
  • In teksten met het tekstdoel informeren
  • Legt iets uit, vaak in de vorm van een voorbeeld.
  • Signaalwoorden: bijvoorbeeld, dat wil zeggen, met andere woorden, onder andere, zoals

Voorbeeld:
Trojaanse paarden zitten bijvoorbeeld verscholen in gratis software die je op internet kunt downloaden. 

Kun je zelf een zin maken met een uitleggend tekstverband?

Slide 29 - Diapositive

Aan de slag 4.3

Samen lezen tekst 2 p. 24. 
Samen opdracht 11

Afmaken opdracht 12 t/m 13


Slide 30 - Diapositive