3.4 Voedselrelaties deel 2

• Biologie
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 3

Welkom

Ga zitten volgens de plattegrond.

Pak je boek, pen en schrift.

Planning komende weken

Wat moet je weten voor de toets?

Alle leerdoelen 3.1 t/m 3.4

Woensdag 29-01, start 3.4	Vrijdag 31-01, vervolg 3.4
Woensdag 05-02, Herhalen en oefenen	Vrijdag 07-02, Herhalen en oefenen
Woensdag 12-02, oefentoets voor het echt	Vrijdag 14-02, toets

Deze les

- Korte uitleg leerdoelen 3.4 (klassikaal)

- Verwerking leerdoelen & opdrachten (zelfstandig)

- Afsluiting les

Hiernaast zie je een doorsnede van een blad. Doet dit blad momenteel aan verbranding of fotosynthese?

1. Verbranding
2. fotosynthese
3. beiden

Als je plantaardig voedsel eet, eet je steeds andere delen van de plant. Welke delen van de plant je eet wanneer je onderstaand voedsel eet?

blad

stengel

wortel

bloem

vrucht

Welke naam hoort bij de volgende omschrijving?

 ‘Verschillende soorten konijnen in de duinen van Egmond, de planten die in de duinen groeien en alle andere organismen die er leven.’

1. Ecosysteem
2. Individu
3. Levensgemeenschap
4. Populatie

Blz 169

Leerdoelen

In een voedselketen zie je alleen de organismen die wat eten, maar niet de aantallen.

De aantallen plaats je in een voedselpiramide. Het laat zien hoeveel organismen er gegeten worden tot de laatste schakel van de voedselketen.

Er worden vele bladeren door een rups gegeten, er worden meerder rupsen door een koolmees gegeten en meerdere koolmezen door 1 roofvogel.

Een voedselketen kan je ook ombouwen naar een piramide van biomassa. Hierin is alleen te zien waar de bouwstoffen heen gaan. 

Het blauwe deel wordt steeds kleiner omdat in elk organisme verbranding plaats vind (energieverlies in de vorm van warmte.).

Het bruine deel wordt steeds kleiner door afgegeven afvalstoffen (uitscheiding).

Het rode deel is wat er daadwerkelijk wordt doorgegeven, de bouwstoffen van de organismen (onder andere eiwitten)

Elke laag in de piramide wordt daardoor kleiner.

Zelfstandig werken, hoe gaat dat?

Hoe?	Rustige manier, zachtjes overleggen. Niet storend zijn voor klasgenoten. --> Wel? Dan het lokaal verlaten.
Wat?	Maak een keuze waar je mee gaat beginnen: 1. Maak de opdrachten in het werkboek en kijk deze na. 2. Maak de LessonUp met oefeningen 3. Maak een samenvatting/ begrippenlijst.
Klaar?	Heb je alle 3 de keuzes gedaan? Kijk in Teams en LessonUp voor extra oefeningen.

Werkboek opdrachten: hoofdstuk 3, 3.4

14 t/m 18 + maken Test Jezelf 3.1 t/m 3.4

Kijk het na! Nakijkboekje staat in Teams.

Hoe worden alle dieren in de afbeelding genoemd?

1. Ecosysteem
2. Levensgemeenschap
3. Populatie
4. Individu

Hoe noem je de voedselrelatie die hiernaast is weergegeven?

1. Piramide van aantallen
2. Piramide van biomassa
3. Voedselweb
4. Voedselketen

Uit hoeveel schakels bestaat deze voedselrelatie?

1. 2
2. 3
3. 4
4. 5

Hoe noem je de eerste schakel uit de keten?

1. Afvaleter
2. Reducent
3. Producent
4. Consument

Hoe noem je de voedselrelatie die hiernaast is weergegeven?

1. Voedselweb
2. Voedselketen
3. Piramide van aantallen
4. Piramide van biomassa

Uit hoeveel ketens bestaat de langste voedselketen?

1. 3
2. 4
3. 5
4. 6

Op 1 roos leven wel 100 bladluizen, hier eten 10 lieveheersbeestjes van.

Hoe ziet de piramide van aantallen eruit?

1. 
2. 
3. 
4. 

Op 1 roos leven wel 100 bladluizen, hier eten 10 lieveheersbeestjes van.

Hoe ziet de piramide van biomassa eruit?

1. 
2. 
3. 
4. 

Bekijk de afbeelding hiernaast. Op welk(e) van de genummerde plaatsen vindt verbranding plaats?

1. 1
2. 2
3. 3
4. 4

Is de stelling juist of onjuist?

a. Door verbranding daalt de hoeveelheid zuurstof in de lucht.

b. Planten maken alleen in het licht glucose. 

1. a. juist b. juist
2. a. juist b. onjuist
3. a. onjuist b. juist
4. a. onjuist b. onjuist

Een vetplant slaat een voorraad water op in de bladeren. Is dit een aanpassing aan een biotische of aan een abiotische factor? Leg je antwoord uit. 

haaksnavel

zeefsnavel

pincetsnavel

kegelsnavel

Sleep de afbeelding van de soort snavel en het soort voedsel naar het juiste hokje.

De voedselpiramide in de afbeelding is een piramide van biomassa. 

- de havik weegt 1 kg

- de koolmezen wegen bij elkaar 5 kg 

- de rupsen wegen bij elkaar 10 kg

- de eik heeft blaadjes die gezamenlijk 100 kg wegen.

Welke bewering is dan juist?

1. Uit 1 kilo biomassa in koolmezen, wordt 1 kilo biomassa in de havik gevormd.
2. Uit 5 kilo biomassa in rupsen wordt 1 kilo biomassa in de havik gevormd.
3. Uit 10 kilo biomassa in rupsen wordt 5 kilo biomassa in koolmezen gevormd.
4. Uit 10 kilo biomassa in de eik wordt 5 kilo biomassa in de rupsen gevormd.