Oefentoets H2

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Oefentoets H2

Zoek in de onderstaande zin alle persoonlijk voornaamwoorden (pvnw) en bezittelijke voornaamwoorden (bez. vnw).
Schrijf de gevonden woorden op en zet de juiste woordsoort erachter.

1. Die lekkere recepten van mij gebruikt hij heel vaak om hen te verrassen.

Zoek in de onderstaande zin alle persoonlijk voornaamwoorden (pvnw) en bezittelijke voornaamwoorden (bez. vnw).
Schrijf de gevonden woorden op en zet de juiste woordsoort erachter.

2. Zij gaan ons trakteren op een patatje bij mijn favoriete snackbar.

Tijdens de vergadering gaf ik … feedback.


Vul een bezittelijk voornaamwoord in.

Tijdens de vergadering gaf ik … feedback.


Vul een persoonlijk voornaamwoord in.

Wat is het voegwoord in de volgende zin:

Bart wil nu naar school, maar het regent heel erg hard.

1. maar
2. nu
3. erg
4. heel

Wat is het voegwoord in de volgende zin:

Terwijl je in de trein zit, kun je mooi je proefwerk leren.

1. terwijl
2. mooi
3. je
4. kun

Bevat de volgende zin een werkwoordelijk of een naamwoordelijk gezegde?

De juf schijnt leuk te zijn.

1. WG
2. NG

De juf schijnt met de zaklamp.

1. WG
2. NG

Bijwoordelijke bepaling

De meeste wijnen komen uit Frankrijk.

1. De meeste wijnen
2. Komen
3. Uit Frankrijk

Vragend voornaamwoord

wie, wat, welke en wat voor (een)

Naar welke klas gaat zij na de vakantie?

1. Naar
2. Welke
3. Gaat
4. Vakantie

Noteer de bijwoordelijke bepaling(en) (bwb).

Waarom loopt die stoet straks door de stad?

Zoek de bijwoordelijke bepaling...

Vorige week heeft onze roostermaker het ongelooflijke rooster online gezet.

1. vorige week
2. vorige week, het ongelooflijke rooster
3. vorige week, online
4. Vorige week, onze roostermaker

Zoek de bijwoordelijke bepaling...

In het Atrium en de kantine mag je sinds een paar weken niet zitten.

1. In het Atrium
2. In het Atrium en de kantine, sinds een paar weken, niet
3. In het Atrium, niet
4. In het Atrium, sinds een paar weken, niet

Wat is het meewerkend voorwerp in deze zin?

Het vakantiewerk heeft ons vijftig euro opgeleverd.

1. het vakantiewerk
2. heeft opgeleverd
3. ons
4. vijftig euro

Wat is het meewerkend voorwerp in deze zin?

Hij liet haar zijn website zien.

1. hij
2. liet zien
3. zijn website
4. haar

Wat is het meewerkend voorwerp in deze zin?

De winnaar wordt een boekenpakket aangeboden.

1. de winnaar
2. wordt
3. een boekenpakket
4. aangeboden

Wat is het meewerkend voorwerp in deze zin?

Artsen zonder grenzen hebben de slachtoffers medicijnen en dekens uitgedeeld.

1. Artsen zonder grenzen
2. hebben uitgedeeld
3. de slachtoffers
4. medicijnen en dekens

Is deze zin in bedrijvende of lijdende vorm? 'De kat vangt de muis.'

1. Bedrijvende vorm
2. Allebei
3. Lijdende vorm
4. Geen van beide

Is deze zin in bedrijvende of lijdende vorm? 'De bloemen worden geplukt door de kinderen.'

1. Lijdende vorm
2. Allebei
3. Bedrijvende vorm
4. Geen van beide

Is deze zin in bedrijvende of lijdende vorm? 'De muis wordt gevangen door de kat.'

1. Lijdende vorm
2. Geen van beide
3. Bedrijvende vorm
4. Allebei

Is deze zin in bedrijvende of lijdende vorm? 'De leraar legt de lesstof uit aan de studenten.'

1. Geen van beide
2. Lijdende vorm
3. Bedrijvende vorm
4. Allebei

Wat is de bijwoordelijke bepaling?

Gisteren hebben we de bijwoordelijke bepaling behandeld.

1. we
2. hebben behandeld
3. de bijwoordelijke bepaling
4. gisteren

bijwoordelijke bepaling

Mijn iPad

heb

ik

het tweede uur

aan Joey

uitgeleend.

Bijwoordelijke bepaling(en)

Ik

nooit

heb

gewonnen.

met de andere quizzen

lijdend voorwerp

Bijwoordelijke bepaling

onderwerp

bijwoordelijke bepaling

werkwoordelijk gezegde

Hij 

viert

zijn verjaardag

dit weekend.

inderdaad

Aanwijzend voornaamwoord
We hebben ... auto gewassen.

1. die
2. dit
3. deze
4. dat

Wat is GEEN aanwijzend voornaamwoord

1. Dat
2. Daar
3. Dit
4. Deze

"Waarom" is een aanwijzend voornaamwoord

1. juist
2. onjuist

Wat is een aanwijzend voornaamwoord?

1. die, dit
2. jouw, mijn
3. ik, jij

Aanwijzend voornaamwoord
Ik heb ... bericht niet gelezen.

1. die
2. dit
3. deze
4. dat

Waar staat een aanwijzend voornaamwoord?

1. Mijn boek
2. Welke jongen
3. Mag ik naar huis?
4. Die docent

Wat is het aanwijzend voornaamwoord in de volgende zin:
In deze klas zitten slimme leerlingen.

1. In
2. deze
3. klas
4. zitten