C7-§10 Engelse werkwoorden-ed.7-havo3



Wat gaan we doen vandaag?

timer
10:00
Doel van de les
15 minuten stil lezen
Kleine terugblik vorige les 
Huiswerk bespreken
Start nieuw onderwerp

Aan het werk
 

Telefoon in de kluis? Je jas over de stoel. IPad in de tas
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactif et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 80 min

Éléments de cette leçon



Wat gaan we doen vandaag?

timer
10:00
Doel van de les
15 minuten stil lezen
Kleine terugblik vorige les 
Huiswerk bespreken
Start nieuw onderwerp

Aan het werk
 

Telefoon in de kluis? Je jas over de stoel. IPad in de tas

Slide 1 - Diapositive

Wat moeten jullie straks kennen en kunnen?


Oftewel, wat is het doel van deze les?


Na deze les weet je hoe je Engelse werkwoorden spelt


Slide 2 - Diapositive

Zo spel je Engelse leenwoorden
Een samenstelling van Engelse woorden schrijf je in het Nederlands als één woord: latenightshow, voicemail.
Als het rechterdeel van de samenstelling een Engels voorzetsel is, plaats je een koppelteken: time-out, all-in.
Als de combinatie wordt gezien als een woordgroep, schrijf je de delen los: second
opinion, low budget.

Slide 3 - Diapositive

We vervoegen Engelse werkwoorden net als Nederlandse werkwoorden. Als het woord in het Engels eindigt op een dubbele medeklinker, schrijven we?
A
een enkele medeklinker
B
dubbele medeklinker

Slide 4 - Quiz

Zo spel je Engelse werkwoorden
• De ik-vorm tt van een Engels werkwoord maak je meestal door en van het werkwoord af te halen: darten – dart; lobbyen – lobby. Als het voor de juiste uitspraak nodig is, blijft de e staan: racen – race; faken – fake.
• Als het woord in het Engels eindigt op een dubbele medeklinker, schrijf je een enkele medeklinker: stressen – stres, tenzij de dubbele medeklinker nodig is voor de juiste uitspraak: baseballen – baseball.

Slide 5 - Diapositive

 Engelse werkwoorden zijn in het Nederlands zwak. In de verleden tijd en bij het voltooid deelwoord gebruik je dus ’t(e) x - f (o) k s ch (aa) p.
• Na de klanken [sj] en [tsj] schrijf je t: finishen – finishte – gefinisht en pitchen – pitchte – gepitcht.

Als de eindmedeklinker van de infinitief zonder en op twee manieren kan worden uitgesproken, zoals bij de klanken [f] en [v], [s] en [z], en [dzj] en [tsj], zijn zowel de vormen met t als d correct: golfen – golfte – gegolft en golfen – golfde – gegolfd; leasen – leasete – geleaset en leasen – leasede – geleased; bridgen – bridgete – gebridget en bridgen – bridgede – gebridged.

Slide 6 - Diapositive

Tekst

Slide 7 - Diapositive

Tekst

Slide 8 - Diapositive

Even checken. Wie vertelt mij nog even wat we zojuist hebben gehoord?


Geen vingers, ik geef de beurt aan ..............................................

Slide 9 - Diapositive

§ 2 Tekstverbanden
Je gaat zo de opdrachten maken. Neem altijd oordopjes mee voor de online opdrachten
Zet het zo in je schrift:
cursus-C
paragraaf -§
bladzijde -blz. 
opdracht- opdr.

Staat er: omcirkel, onderstreep of markeer, dan mag je het met potlood in je werkboek maken. Is dit niet het geval, dan maak je alles in je schrift!

Slide 10 - Diapositive

Aan de slag

Slide 11 - Diapositive

§ 2 Tekstverbanden
Maken:



Cursus 7
blz. 254
§ 10
 opdr. 1 t/m 6



Slide 12 - Diapositive

Tekst

Slide 13 - Diapositive