3.5 dihybride overerving

bs5. dihybride kruisingen
  1. terugblik (10)
  2. theorie (40)
  3. verwerken in bvj 45 t/m 53 (25)
  4. afsluiting (5)
lesdoelen:
  • Je kunt een kruisingsschema opstellen voor een dihybride kruising met onafhankelijke overerving en de frequentie van bepaalde genotypen en fenotypen van nakomelingen afleiden uit een kruisingsschema, of uit een stamboom van een dihybride kruising met onafhankelijke overerving.
planning:
  1. terugblik
  2. theorie
  3. verwerken in bvj 45 t/m 53
  4. afsluiting
1 / 39
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 39 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

bs5. dihybride kruisingen
  1. terugblik (10)
  2. theorie (40)
  3. verwerken in bvj 45 t/m 53 (25)
  4. afsluiting (5)
lesdoelen:
  • Je kunt een kruisingsschema opstellen voor een dihybride kruising met onafhankelijke overerving en de frequentie van bepaalde genotypen en fenotypen van nakomelingen afleiden uit een kruisingsschema, of uit een stamboom van een dihybride kruising met onafhankelijke overerving.
planning:
  1. terugblik
  2. theorie
  3. verwerken in bvj 45 t/m 53
  4. afsluiting

Slide 1 - Diapositive

bs5. dihybride kruisingen
Wacht even......

What happened to the homework?
lesdoelen:
  • Je kunt een kruisingsschema opstellen voor een dihybride kruising met onafhankelijke overerving en de frequentie van bepaalde genotypen en fenotypen van nakomelingen afleiden uit een kruisingsschema, of uit een stamboom van een dihybride kruising met onafhankelijke overerving.
planning:
  1. terugblik
  2. theorie
  3. verwerken in bvj 45 t/m 53
  4. afsluiting

Slide 2 - Diapositive

verwerken: samenwerken verplicht!
Maak opdrachten 35 t/m 44
Gebruik een kladblaadje!!

snel klaar? lezen bs5!
lesdoelen:
  • Je kunt een kruisingsschema maken voor X-chromosomale overerving en de frequentie van bepaalde genotypen en fenotypen van nakomelingen hieruit afleiden.
  • Je kunt de frequentie van bepaalde genotypen en fenotypen van nakomelingen afleiden uit een stamboom over X-chromosomale overerving.
planning:
  1. verwerken bs 4 (38-44)
  2. theorie bs5 dihybride overerving
  3. verwerken...
  4. afsluiting
timer
15:00

Slide 3 - Diapositive

Ik kan een kruisingsschema maken voor X-chromosomale overerving en de frequentie van bepaalde genotypen en fenotypen van nakomelingen hieruit afleiden.
A
nou, hier moet ik nog mee oefenen
B
ja, dat beheers ik
C
ja, ik kan het een ander zelfs uitleggen

Slide 4 - Quiz

Ik kan de frequentie van bepaalde genotypen en fenotypen van nakomelingen afleiden uit een stamboom over X-chromosomale overerving.
A
nou, hier moet ik nog mee oefenen
B
ja, dat beheers ik
C
ja, ik kan het een ander zelfs uitleggen

Slide 5 - Quiz

bs5. dihybride overerving
Dihybride kruisingsvraagstuk
Kansen berekenen
Genotypen van ouders bepalen
lesdoelen:
  • Je kunt een kruisingsschema opstellen voor een dihybride kruising met onafhankelijke overerving en de frequentie van bepaalde genotypen en fenotypen van nakomelingen afleiden uit een kruisingsschema, of uit een stamboom van een dihybride kruising met onafhankelijke overerving.
planning:
  1. terugblik
  2. theorie
  3. verwerken in bvj 45 t/m 53
  4. afsluiting

Slide 6 - Diapositive

3.5 dihybride overerving
  • we kijken naar de overerving van twee genen: A en B
  • er zijn nu 2 mogelijkheden:
  • de genen A en B liggen op hetzelfde chromosomenpaar (gekoppeld), of
  • de genen A en B liggen op twee verschillende chromosomenparen (niet gekoppeld):
  • we beginnen met niet gekoppelde overerving

Slide 7 - Diapositive

Onafhankelijke overerving
Wanneer genenparen op verschillende chromosomenparen liggen. Genen kunnen daardoor onafhankelijk van elkaar in geslachtscellen terecht komen.

Dihybride kruising: waarbij gelet wordt op de overerving van twee erfelijke eigenschappen.

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Vidéo

Voorbeeld
A = zwarte haarkleur
a = rode haarkleur

B = effen vacht
b = gevlekte vacht

Zwarte effen koe (homozygoot) x roodbonte stier. De dieren in de F1 planten zich onderling voort. Welke fenotypen komen voor in de F2 en in welke verhouding?

Slide 11 - Diapositive

Stappenplan oplossen vraagstuk 
dihybride kruising
1. Welke gegevens zijn bekend
2. Genotypes P (ouders) bepalen
3. Welke genen kunnen geslachtscellen van beide ouders bevatten?
4. Genotypes+fenotypes F1 (kinderen) bepalen
5. Genotypes+fenotypes F2 (kleinkinderen) bepalen
6. Hoe moet je antwoord geven? Percentages/deel

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Welke fenotypen komen voor in de F2 en in welke verhouding?
  • Zwart, effen: AABB (1) + AABb (2) + AaBB (2) + AaBb (4) = 9/16 deel

  • Zwart, gevlekt: AAbb (1) + Aabb (2) = 3/16

  • Rood, effen: aaBB (1) + aaBb (2) = 3/16

  • Rood, gevlekt: aabb (1) = 1/16

Klopt het? 9+3+3+1=16: ja

Slide 14 - Diapositive

Kansen berekenen
Bepaal de kansen per eigenschap en vermenigvuldig de kansen met elkaar.

Voorbeeldvraag: Welk deel van de F2 zal naar verwachting zwart en effen zijn?
  • Zwart: Aa x Aa = 3/4 deel zwart
  • Effen: Bb x Bb = 3/4 deel effen
  • Zwart en effen = 3/4 x 3/4 = 9/16

Slide 15 - Diapositive

en nu de volgende kruising:
P: AaBb x AaBb
we zetten de allelencombinaties van de geslachtscellen in een kruisingsschema

Slide 16 - Diapositive

welke allelencombinaties kun je aantreffen in de geslachtscellen bij de volgende genotype:
AaBb

Slide 17 - Question ouverte

hoeveel verschillende geslachtscellen kun je vinden bij iemand met het volgende genotype: AaBbCc
A
2
B
3
C
4
D
8

Slide 18 - Quiz

hoeveel verschillende geslachtscellen kun je vinden bij iemand met het volgende genotype: AAbbCcDDEe
A
2
B
4
C
8
D
10

Slide 19 - Quiz

4x4=16 combinaties 
9 verschillende genotypen

Slide 20 - Diapositive

waardoor zijn er 9 verschillende genotypen?
er zijn drie combinatie mogelijk met AA, nl: AABB, AABb en AAbb -zo zijn er ook drie combinaties met Aa, nl: AaBB, AaBb en Aabb
-en ook drie combinaties met aa, nl: aaBB, aaBb en aabb
  • in totaal dus 3 x 3 = 9 combinaties, biologisch toch?
  • elke dihybride kruising met 2 dubbel heterozygoten levert dus 9 verschillende genotypen
  • noteer deze genotypen onder elkaar op een blaadje

Slide 21 - Diapositive

hoeveel verschillende fenotypen zijn er bij deze 9 verschillende genotypen?
A
1
B
3
C
4
D
9

Slide 22 - Quiz

hoeveel verschillende fenotypen leveren 9 verschillende genotypen?
AABB, AABb, AaBB en AaBb zijn voor A en B dominant
AAbb en Aabb zijn alleen voor A dominant
aaBB en aaBb zijn alleen voor B dominant
en aabb is voor a en b recessief
  • er zijn dus 4 mogelijke fenotypen met 2 verschillende genen en 2 verschillende allelen -> biologisch toch?

Slide 23 - Diapositive

hoeveel verschillende fenotypen zijn er mogelijk bij de volgende kruising?
AaBbCc x AaBbCc
A
2
B
3
C
6
D
8

Slide 24 - Quiz

terug naar de dihybride kruising
-je kunt een dihybride kruising beschouwen als 2 monohybride kruisingen:
P: AaBb x AaBb
-hoe groot is de kans op AABB in de F1?
kans op AA is dan 1/4, 
kans op BB is ook 1/4
kans op AABB is dan 1/4 x 1/4 = 1/16

Slide 25 - Diapositive

hoeveel verschillende genotypen zijn er mogelijk in de F1 bij de kruising AaBbCc x AaBbCc?
A
2
B
3
C
9
D
27

Slide 26 - Quiz

hoe groot is de kans op genotype AaBb bij de kruising AaBb x AaBb
(noteer je antwoord als een breuk)

Slide 27 - Question ouverte

gegeven: P: AABb x AABb
hoe groot is de kans op AABb in de F1?

Slide 28 - Question ouverte

gegeven: P: Aabb x AABb
hoe groot is de kans op AaBb in de F1?

Slide 29 - Question ouverte

gegeven: P: AAbb x AaBb
hoe groot is de kans op aaBb in de F1?

Slide 30 - Question ouverte

Genotypen van ouders bepalen
A = zwarte vacht
a = bruine vacht

B = normale oren
b = hangoren

Wat zijn de genotypen van de ouders?

Slide 31 - Diapositive

Genotypen van ouders bepalen
A = zwarte vacht
a = bruine vacht

B = normale oren
b = hangoren

Wat zijn de genotypen van de ouders?
  • 10 zwart en 11 bruin = 1:1 = Aa x aa
  • 16 recht en 5 hangoor = 3:1 = Bb x Bb
  • Conclusie: AaBb x aaBb (zwart en recht x bruin en recht)

Slide 32 - Diapositive

Genotypen ouders bepalen
  • AA x AA = 100% dominant fenotype (AA)
  • aa x aa = 100% recessief fenotype (aa)
  • AA x aa = 100% dominant fenotype (Aa)
  • Aa x aa = 50% dominant (Aa) en 50% recessief fenotype (aa)
  • Aa x Aa = 75% dominant (AA en Aa) en 25% recessief fenotype (aa) 

Slide 33 - Diapositive

verwerken
maak opdrachten 45 t/m 53
vragenlijst kwaliteitscholen.. 
lesdoelen:
  • Je kunt een kruisingsschema opstellen voor een dihybride kruising met onafhankelijke overerving en de frequentie van bepaalde genotypen en fenotypen van nakomelingen afleiden uit een kruisingsschema, of uit een stamboom van een dihybride kruising met onafhankelijke overerving.
planning:
  1. terugblik
  2. theorie
  3. verwerken in bvj 45 t/m 53
  4. afsluiting
timer
20:00

Slide 34 - Diapositive

Slide 35 - Diapositive

AaBb    x    Aabb
Wat is de kans op nakomelingen met 

AaBb?

Slide 36 - Diapositive

AaBb    x    Aabb
Wat is de kans op nakomelingen met 
AaBb?
1/2 * 1/4 = 1/8

Slide 37 - Diapositive

AaBbCcDd    x    AaBbCcDd
Wat is de kans op nakomelingen met 

aaBBccdd?

Slide 38 - Diapositive

AaBbCcDd    x    AaBbCcDd
Wat is de kans op nakomelingen met 
aaBBccDd?
1/4 * 1/4 * 1/4 * 1/2 = 

Slide 39 - Diapositive