Perenbomen bloeien wit H4

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

Perenbomen bloeien wit H4

24. Hoe beleven Gerard, Klaas en Kees het wachten (hoofdstuktitel)

25. Welke literaire term kun je gebruiken voor de puistjes van Gerson?

27. Welke aanduidingen van tijd zie je in dit hoofdstuk? Markeer ze.

30. Bij wie ligt het perspectief? Hoe weet je dat? 

32. blz. 21, eerste alinea: waarnaar verwijst deze alinea? 

33. Wat is het verschil tussen “Echt zwart, niet ik-knijp-mijn-ogen-dicht-dus-het-is-donker-zwart" op blz. 20, derde alinea en “Bij al die dingen hoort wél ik-knijp-mijn-ogen-dicht-dus-het-is-echt- donker-zwart" (blz. 21, eerste alinea)? 

34. Verklaar de laatste alinea. Wat mist Gerson?

40. Blz. 24-25: Wat denk je dat de laatste zin betekent? 

41. Blz. 26, eerste zin. Wat gebeurt hier? 

44. Blz. 28: wijs aan waar precies bevestigd wordt aan Gerson dat hij blind is.

45. Welke maand is het?

47. Hoe verandert Gerson als hij thuis is uit het ziekenhuis? 

Verder lezen en vragen maken

Lees Perenbomen bloeien wit t/m blz. 52: hoofdstukken Wennen, cursief hoofdstuk, Verjaren, cursief hoofdstuk, Grafsteenliggen, cursief hoofdstuk.