B - Hoofdstuk 8 - les 2 Groeit de economie ?

            Groeit de economie ? 
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 4 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

            Groeit de economie ? 

Slide 1 - Diapositive

Wanneer is er Economische groei ?
  • wanneer het bbp van een land stijgt 
  • anders gezegd : wanneer de totale produktie van dat land stijgt

Slide 2 - Diapositive

Leerdoelen
  • Ik kan voorbeelden geven van factoren die de trend beinvloeden
  • Ik kan het verschil tussen structurele - en conjuctureleontwikkeling uitleggen 
  • Ik kan met voorbeelden uitleggen waarom conjucturele en structurele werkeloosheid ontstaan
  • ik kan het verschil uitleggen tussen nominale en reeële groei  van het bbp 

Slide 3 - Diapositive

Programma deze les

  • Uitleg
  • Vragen 
  • Huiswerk

Slide 4 - Diapositive

Economische groei op lange termijn
  • dat is de groei van het bbp over vele jaren
  • de gemiddelde groei op lange termijn noemen we trendmatige groei of de trend
  •  zodra we spreken over de lange termijn, dan noemen we dat de structuur van de economie 

Slide 5 - Diapositive

Hoe onstaat de trend ? 
  • wanneer de vier productie sectoren steeds meer producten en diensten produceren door technologische vooruitgang
  • wanneer de bedrijven en overheid steeds sneller  producten en diensten produceren, daarmee stijgt de arbeidsproductiviteit 


Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Vidéo

Daan en Mees werken allebei in de winkel bij Deen. Daan verwerkt 12 rolcontainers per dag (8 uur). Mees werkt 3 uur en verwerkt 4 rolcontainers.
Bereken hoeveel rolcontainers Daan en Mees per uur verwerken.
A
Daan 1,5 en Mees 0,75
B
Daan 0,66 en Mees 1,33
C
Daan 0,66 en Mees 0,75
D
Daan 1,5 en Mees 1,33

Slide 8 - Quiz

Daan en Mees werken allebei in de winkel bij Deen. Daan verwerkt 12 rolcontainers per dag (8 uur). Mees werkt 3 uur en verwerkt 4 rolcontainers.
Wie heeft de hoogste arbeidsproductiviteit?
A
Daan want hij doet 1,5 container per uur
B
Mees want hij doet 0,75 container per uur

Slide 9 - Quiz

In een spellen fabriek maakt iedereen het spel van A tot Z. Dan besluit de directie het werk te verdelen.
Wat gebeurt er met de arbeidsproductiviteit ?

A
die blijft hetzelfde, dezelfde werknemers blijven de spellen maken
B
die gaat omhoog, iedere werknemer specialiseert zich in zijn onderdeel
C
die gaat omlaag, de werknemers moeten meer overleggen
D
daar valt niets over te zeggen

Slide 10 - Quiz

vraagkant van de economie
(conjunctuur)
aanbodkant van de economie
(structuur)
Economie : vraag & aanbod

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Vidéo

De conjunctuur: schommelingen / veranderingen van het groeipercentage van de economie op korte termijn

Slide 13 - Diapositive

Nominale economische groei

De waarde van het bbp tegen de huidige prijzen 

Reële economische groei

De waarde van het bbp gecorrigeerd voor prijsstijgingen ( = inflatie)

Slide 14 - Diapositive

0

Slide 15 - Vidéo

Slide 16 - Vidéo

WERKELOOSHEID
  • Conjuncturele werkeloosheid   => consumenten kopen minder producten.
  • Waarom ? 
  • Omdat ze hun baan verloren hebben. 
  • Als de economie weer groeit zijn er weer banen en daalt de conjucturele werkeloosheid.

Slide 17 - Diapositive

WERKELOOSHEID
  • Structurele werkeloosheid => producenten vervangen werknemers door computers en/of robots of werknemers hebben niet (meer) de juiste diploma's.
  • Deze werknemers blijven werkeloos ook als de economie weer gaat groeien.

Slide 18 - Diapositive

Door kledingzaken in de stad hebben nauwelijks omzet als gevolg van de corona crises. Hierdoor worden veel medewerkers ontslagen.
Van welke vorm van werkeloosheid is hier sprake ?

A
dit is structurele werkeloosheid. Ook al worden de regels versoepeld mensen gaan niet meer shoppen vanwege de social distancing
B
dit is conjuncturele werkeloosheid want als de regels versoepeld worden gaan mensen weer shoppen
C
dit is structurele werkeloosheid. Mensen zijn gewend hun kleding online te kopen, gaan niet winkelen
D
een mix van beide, een deel van de winkels & personeel verdwijnt en een deel blijft waarvoor nog personeel nodig is.

Slide 19 - Quiz

Huiswerk
Doornemen 
   paragraaf 8.2
Maken 
  Pincode : 17, 18, 19, 20, 25 & 28 
  
Doen
  foto uploaden van 18, 19 en 28
  in de LessonUp huiswerk vwo 8.2 
  


Slide 20 - Diapositive