6.2 Voedselrelaties

Basisstof 1
Voedselrelaties
Producenten, consumenten en reducenten
Autotroof en heterotroof
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Basisstof 1
Voedselrelaties
Producenten, consumenten en reducenten
Autotroof en heterotroof

Slide 1 - Diapositive

THEMA 2
ECOLOGIE

Slide 2 - Diapositive

Producenten = planten/algen (produceren hun eigen voedingsstoffen). Deze organismen zijn autotroof

Consumenten = dieren (eten planten of dieren). Deze organismen zijn heterotroof

Afvaleters = insecten/wormen (eten dode resten van planten en dieren)

Reducenten = schimmels en bacteriën (eten/reduceren organische stoffen)

Slide 3 - Diapositive

Autotroof = zelfvoedend
Organismen die anorganische stoffen kunnen omzetten in organische stoffen.
Dus fotosynthese!!

Heterotroof = andersvoedend
Organismen die organische stoffen moeten eten om aan hun organische stoffen te komen.

Anorganische stoffen = energiearm
Organische stoffen = energierijk


Slide 4 - Diapositive

Herbivoor = planteneters = consumenten van de 1e orde.

Carnivoor = vleeseters = consumenten van de 2e orde en/of hoger.

Omnivoor = alleseters = consumenten van de 1e orde en hoger.


Slide 5 - Diapositive

Voedselketen
Voedselweb

Slide 6 - Diapositive

  • Producenten, consumenten, reducenten
  • Herbivoor, omnivoor, carnivoor
  • Autotroof en heterotroof
  • Trofische niveaus                   (= voedingsniveau)

Slide 7 - Diapositive

Hoeveel omnivoren tel je?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 8 - Quiz

Wat is de slang NIET in dit voedselweb?
A
Consument 1e orde
B
Consument 2e orde
C
Consument 3e orde
D
Consument 4e orde

Slide 9 - Quiz

Slide 10 - Diapositive

Opdracht 8. (1)
Een bepaalde groep bacteriën, de cyanobacteriën, kan met behulp van zonlicht glucose maken uit koolstofdioxide en water. De glucose gebruiken de bacteriën onder andere om allerlei andere stoffen te maken.
Behoren de cyanobacteriën tot de consumenten, producenten of reducenten?
A
Consumenten
B
Producenten
C
Reducenten

Slide 11 - Quiz

Reducenten zetten de stoffen waaruit de dode resten van organismen bestaan om in een stof die weer door planten gebruikt kunnen worden.
Welke stof is dit?
A
zuurstof
B
koolstofdioxide
C
glucose
D
nitraat

Slide 12 - Quiz

9. (4) Welke dier is of welke dieren zijn omnivoren?

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

9. (5) Tot welke orden van de consumenten kan een zeehond horen?

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Bekijk opdracht 11.
Welke organismen zijn heterotroof? Noem de nummers.
A
nr. 2 en 3
B
nr. 1 en 4
C
nr. 2, 4 en 6
D
nr. 2, 4, 5 en 6

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Diapositive