lezen - les 2

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t, mavo
• Leerjaar 4

Lezen - les 2

Programma

- Welkom

- Even werken aan mondelinge taalvaardigheid

- Doelen

- Instructie

- Aan het werk

- Evaluatie

In tweetallen

Wie zou je voor één dag willen zijn? 

Geef antwoord in hele zinnen en motiveer je antwoord goed. 

Doelen

Aan het einde van de les

- weet je welke functies tekstgedeelten kunnen hebben

- kun je vragen bij teksten goed beantwoorden

Functies - kunnen op tekstverbanden lijken(!)

* bewering: de schrijver doet een uitspraak / zegt iets.

* conclusie: de schrijver noemt een gevolgtrekking uit argumenten/ gegevens.

* oorzaak: de schrijver laat zien waardoor iets ontstaan is / is zoals het is.

* gevolg: de schrijver noemt wat er voortkomt uit een verschijnsel.

* opsomming: de schrijver noemt een aantal zaken achter elkaar.

* reden: de schrijver geeft aan waarom iemand iets vindt of doet

* samenvatting: de schrijver vertelt in enkele zinnen het belangrijkste nog eens.

Functies van tekstgedeelten

* tegenstelling: de schrijver noemt iets wat tegenover het eerder genoemde staat.

* toelichting: de schrijver maakt iets duidelijk met behulp van voorbeelden of uitleg.

* voorbeeld: de schrijver verduidelijkt een bewering, standpunt of verschijnsel door voorbeelden te geven.

* voorwaarde: de schrijver noemt iets wat er eerst moet gebeuren voordat er iets anders kan plaatsvinden. 

Functies van tekstgedeelten

Voorbeeld van een (examen)vraag over functies van tekstgedeelten. 

Woord dat je niet kent? Altijd een woordenboek mee naar het examen!

Aan het werk

Wat?                    Opdr. 4, 5 en 6 op blz. 22 t/m 27

Hoe?                    Zelfstandig, in stilte

Hulp?                  Vraag je duo of docent

Tijd?                     Ca. 30 minuten

Klaar?                  Leesboek

Uitkomst?         Nakijken tijdens de volgende les

Huiswerk?         Volgende les af

De schrijver geeft aan waarom hij iets vindt. De alinea heeft de functie van

1. bewering
2. argument
3. bewijs
4. standpunt

De schrijver legt een verschijnsel uit. De alinea heeft de functie van

1. stelling
2. bewijs
3. verklaring
4. standpunt

De schrijver noemt iets wat eerst moet gebeuren voordat iets anders kan. De alinea heeft de functie van

1. voorwaarde
2. bewijs
3. verklaring
4. standpunt

De schrijver bestrijdt een uitspraak van een ander. De alinea heeft de functie van

1. voorwaarde
2. bewijs
3. verklaring
4. weerlegging