persoonlijk vnw en bezittelijk vnw tijdens de les

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t, havo
• Leerjaar 2

Welkom bij Nederlands

bezittelijk voornaamwoord en persoonlijk voornaamwoord

Vandaag

Kennismaking

Theorie uitleg

Aan de slag

Afsluiting

Kennismaken

Wie ben ik? 

Wat verwacht ik van jou?

Wie ben jij?

Waar moet ik rekening mee houden?

Doel

Het doel is dat jullie aan het eind van de les een persoonlijk voornaamwoord en een bezittelijk voornaamwoord herkennen.

Noem de woordsoorten die je nog kent.

Wat zijn zelfstandig naamwoorden?

Noem de lidwoorden.

Wat is een bijvoeglijk naamwoord?

Persoonlijk voornaamwoord

Bezittelijke voornaamwoord

Hoe vind je het onderwerp?

Hij kan jouw telefoon niet vinden.
Is "hij" een persoonlijk voornaamwoord in onderwerpsvorm?

1. ja
2. nee

Ik geef "je" dit boek.
Je is een

1. bezittelijk voornaamwoord
2. persoonlijk voornaamwoord

Je vader heeft bijna geen haar meer op zijn hoofd.
Je en zijn?

1. bez.vnw/pers.vnw
2. bez.vnw/bez.vnw
3. pers.vnw/bez.vnw
4. pers.vnw/pers.vnw

Gaan we morgen nog naar de bioscoop?
we?

1. pers.vnw
2. bez.vnw

Aan de slag

Nieuw Nederlands blz. 30 en 31 

Maken opdrachten 1 en 2. Zet er meteen bij of het om een onderwerp gaat of niet.

Bespreken van de opdrachten

Afsluiting

herhaling verwijswoorden

Een voorbeeld van een verwijswoord is

1. eerste
2. maar
3. hij
4. dat

Het, dit, dat zijn verwijswoorden. Ze verwijzen naar:

1. de-woord enkelvoud
2. het-woord enkelvoud
3. woorden in het meervoud
4. een hele zin of een deel van een zin

De ijscokar viel om bij de brug. Daar lag hij kapot op zijn zij.

Welke verwijswoorden zie je in de zin hierboven en waar verwijzen deze naar?

Aan de slag

Maken 2.3 B, C en D  uit Leswijs.

Tot de volgende keer.

Bijwoordelijke bepaling

Deze geeft aan plaats, tijd, richting, manier waarop, met wie etc.

Meerdere in 1 zin kan.

Persoonsvorm

Het werkwoord dat verandert als je het in een andere tijd zet of meervoud of enkelvoud van maakt.

werkwoordelijk gezegde

Alle werkwoorden in de zin.

'aan het' of 'te' horen er ook bij:

Ik ben aan het tuinieren.

Hij staat daar te graven.

lijdend voorwerp

Wie of wat + onderwerp + gezegde

Hij maakt zijn huiswerk.

Wie of wat maakt hij? Zijn huiswerk.

meewerkend voorwerp

Aan of voor wie + ow + wwg + lv

zin voor volgende opdracht

Zijn boek had hij gisteren aan Jan gegeven.

Sleep de woorden naar het juiste woordsoort.

ow

wwg

bijw bep

lv

mv

Zijn boek

had

hij

gisteren

aan

Jan

gegeven.

Aan het werk

2.1 woordsoorten Leswijs

Wat is een bezittelijk voornaamwoord?

Hoe vind je het lijdend voorwerp?

Volgende keer

Meer woordsoorten en werkwoordspelling.

Neem de theorie die ik klaarzet even door.