Spelling werkwoorden blok 4

• Spelling
• Basisschool
• Groep 8

't kofschip x
kan ik gebruiken bij zinnen in de

1. tegenwoordige tijd
2. verleden tijd
3. tegenwoordige tijd en verleden tijd m
4. verleden tijd en voltooide tijd

In welke tijd staat deze in?

Zij heeft haar enkel gebroken.

1. tegenwoordige tijd
2. verleden tijd
3. voltooide tijd

In welke tijd staat deze zin?
De kok verbrandde zijn hand toen hij de hete pan pakte.

1. tegenwoordige tijd
2. verleden tijd
3. voltooide tijd

Beantwoord je de vraag van je opa?
Het onderwerp in deze zin is:

1. je
2. je opa
3. de vraag

Houdt je moeder van bloemen?
Het onderwerp in deze zin is:

1. je
2. je moeder
3. bloemen

Vul de goede vorm in.
Vermelden
...... je jouw naam op het blad?

1. vermeldt
2. vermeld

waden
..... je broer door het water?

1. waadt
2. waad

opzeggen
Heb jij je abonnement ......

1. opgezegt
2. opgezegd
3. opgezegdt

landen
Het vliegtuig ..... gisteren op tijd.

1. landt
2. land
3. lande
4. landde

bestraten
De stratenmakers ...... vorige week het pad.

1. bestraten
2. bestraatten
3. bestratten
4. bestraatte

kneuzen
Zij heeft haar ribben ......

1. gekneust
2. gekneusd
3. gekneuzd
4. gekneuzd

dictee

dictee

dictee

dictee

dictee