Zinsontleding PV, WG, OW

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

 Welkom bij Nederlands! 

HV1P

Lesdoelen

- je leert de persoonsvorm in eenvoudige zinnen vinden

- je leert eenvoudige zinnen in zinsdelen verdelen

Lesprogramma

- Welkom en introductie van de les (5 min)

- Voorlezen (10 min)

- Uitleg zinsdelen en persoonsvorm (10 min)

- Zelfstandig werken (20 min)

- Afsluiting (5 min)

Filmpje Nieuw Nederlands

Zinsdelen en persoonsvorm

De kat krabt de hond.

Vorig jaar organiseerde ik voor mijn vrienden een schaaktoernooi.

Aan de slag

Wat?: maak  opdrachten van online Nieuw Nederlands

Planning: Zinsdelen en PV

Welkom terug

Lesdoelen

- je leert het werkwoordelijk gezegde en onderwerp in eenvoudige zinnen vinden

De kinderen waarschuwden hun ouders.

A. Het onderstreepte woord is een persoonsvorm (duim omhoog)

B. Het onderstreepte woord is geen persoonsvorm (duim omlaag)

Lesprogramma

- Welkom en introductie van de les (5 min)

- Voorlezen (15 min)

- Terugblik: zinsdelen en persoonsvorm (5 min)

- Uitleg werkwoordelijk gezegde en onderwerp (10 min)

- Zelfstandig werken (20 min)

- Afsluiting (5 min)

Een zinsdeel bestaat altijd uit één woord.

A. Waar (duim omhoog)

B. Niet waar (duim omlaag)

Hanne oefent met haar ski's op de piste.

Zinsdeelstappenplan

Stap 1: Zoek de PV

Stap 2: Zet zinsdeelstrepen

Stap 3: Zoek het OW (onderwerp)
Stap 4: Zoek het WG (werkwoordelijk gezegde)

Het onderwerp

- is een zinsdeel

- begint nooit met een voorzetsel (aan, achter, op , langs, met enz.)

Er zijn twee manieren om het onderwerp te vinden:

1. Zoek de PV, zet zinsdeelstrepen en stel de vraag: Wie/wat + PV? Het antwoord op die vraag = OW

2. Zoek de PV, zet zinsdeelstrepen en verander de persoonsvorm van getal (enkelvoud wordt meervoud of omgedraaid. Het OW verandert mee. 

Met een koffer stap ik op de trein.

Het werkwoordelijk gezegde 

- bestaat uit alle werkwoorden in een zin (PV + andere ww)

- geeft aan wat het onderwerp doet

Als de woordjes 'te' of 'aan het' voor een werkwoord staan horen ze bij het werkwoordelijk gezegde

Zullen we morgen samen een cadeau kopen in de stad?

Zijn die scholieren over hun docent aan het roddelen?

Peter nodigt familie en vrienden uit voor zijn verjaardag

Mijn zusjes zitten hun huiswerk te maken.

Aan de slag

Maak de opdrachten van de Planning WG en OW