1HV Grammatica Zinsdelen H3: werkwoordelijk gezegde

• Nederlands
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Welkom!

Deze les

- Stil lezen

- Uitleg en oefeningen werkwoordelijk gezegde

- Aan de slag

- Terugblik

Stil lezen

Pak je boek

en ga er eens

goed voor zitten!

Lesdoelen

- Ik kan de persoonsvorm (pv) van een zin aanwijzen.

- Ik kan een zin in zinsdelen (zd) verdelen.

- Ik kan het onderwerp (ow) van een zin aanwijzen.

- Ik kan het werkwoordelijk gezegde (wg) van een zin aanwijzen.

Herhaling

Als het goed is kun je de persoonsvorm (pv), de zinsdelen (zd) en het onderwerp (ow) al benoemen. 

Dat gaan we eerst nog even oefenen.

De juiste stappen:

1. Zoek de pv.

2. Zet zinsdeelstrepen.

3. Zoek het ow: wie/wat + pv?

Wat is de pv in de volgende zin?
'Veel mensen willen hun trouwdag uitbundig vieren.'

Welke verdeling in zinsdelen is juist?

1. Veel mensen / willen / hun / trouwdag / uitbundig vieren.
2. Veel mensen / willen / hun trouwdag / uitbundig vieren.
3. Veel mensen / willen / hun trouwdag / uitbundig / vieren.
4. Veel / mensen / willen / hun trouwdag / uitbundig / vieren.

Wat is het ow in de volgende zin?
'Veel mensen willen hun trouwdag uitbundig vieren.'

De juiste stappen:

1. Zoek de pv.

2. Zet zinsdeelstrepen.

3. Zoek het ow: wie/wat + pv?

Nieuw: 

4. Zoek het wg: alle werkwoorden in de zin.

Het werkwoordelijk gezegde (wg)

- Het wg bestaat uit álle werkwoorden in de zin, dus óók de pv.

   > Veel mensen / willen / hun trouwdag / uitbundig / vieren.

   > Ik / ben / een week / met mijn ouders / naar Ameland / 

       geweest.

   > Joost / had / dat / best / kunnen / weten.

- Tussen twee werkwoorden (zoals in de laatste voorbeeldzin) 

   mág een zinsdeelstreep staan, maar dat hoeft niet.

Wat is het wg?
'Irma wil Hans een mooi cadeau geven.'

Wat is het wg?
'Je zult het niet geloven!'

Wat is het wg?
'Heeft Iris al op je appje gereageerd?'

Wat is het wg?
'Eén van de jongens verloor zijn geduld.'

Werkwoordelijk gezegde (wg) 2

- Bij splitsbare werkwoorden horen beide delen bij het wg.

   > De mentor / belde / alle leerlingen / gisteren / op.

   > Josefien / deelt / de toetsblaadjes / één voor één / uit.

Werkwoordelijk gezegde (wg) 3

- Soms horen er ook werkwoorden bij het wg die géén 

   werkwoord zijn. Bijvoorbeeld 'te' en 'aan het'.

    > Mijn broertjes / zitten / steeds / te klieren.

    > Firat / is / de hele tijd / liedjes / aan het fluiten.

Werkwoordelijk gezegde (wg) 4

- Het wg kan ook een werkwoordelijke uitdrukking zijn.

   De uitdrukking heeft een figuurlijke betekenis.

   De hele uitdrukking is dan onderdeel van het wg.

    > Rosalie / nam / het advies van haar baas / ter harte.

    > Mijn mobiel / heeft / de geest gegeven.

    > De betrapte inbreker / nam / snel / de benen.

Wat is het wg?
'Finn is zijn huiswerk voor wiskunde aan het maken.'

Wat is het wg?
'Zit je nu alweer van de chocolaatjes te snoepen?'

Wat is het wg?
'Romy keek tijdens de toets af bij Johanne.'

Wat is het wg?
'Tijdens de ingewikkelde uitleg raakte Marlies de kluts kwijt.'

Wat is het wg?
'Morgen willen Sam en Tom 15 kilometer gaan wandelen.'

Kun je het werkwoordelijk gezegde (wg) goed benoemen?

😒🙁😐🙂😃

Aan de slag!

Uit je boek:

MNV H3: Grammatica Zinsdelen, opdr. 1, 2 en 5, blz. 88-89

Deze opdrachten zijn huiswerk voor maandag 17 januari!