14.4 Het netvlies en de hersenen

§14.4 Het netvlies en de hersenen
1 / 52
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

Cette leçon contient 52 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

§14.4 Het netvlies en de hersenen

Slide 1 - Diapositive

Herhaling §3: bouw oog

Slide 2 - Diapositive

Herhaling §3: bouw van het ook oog
Het doorzichtige deel van het harde oogvlies aan de voorkant van je ogen
Blinde vlek: Plaats in het netvlies waar de oogzenuw en bloedvaten door het netvlies gaan; bevat geen staafjes of kegeltjes.
Gele vlek: Centrale deel van het netvlies recht achter de pupil, waarmee je het scherpst kunt zien; bevat alleen kegeltjes.
Netvlies: Binnenste vlies in het oog met fotoreceptoren: staafjes en kegeltjes

Slide 3 - Diapositive

Onderdelen van het oog (Binas 87C2)
Accommoderen: Vormverandering van de ooglens bij het scherpstellen.

Slide 4 - Diapositive

Weet je nog?

Slide 5 - Diapositive

§3: Wat waren de functies van het harde oogvlies, vaatvlies en netvlies?
A
Bescherming, waarneming en stevigheid.
B
Bescherming, waarneming en voeding
C
Bescherming, stevigheid en waarneming.
D
Bescherming, voeding en waarneming.

Slide 6 - Quiz

Een lichtstraal valt op het oog.

Zet de onderstaande onderdelen van het oog, waar deze lichtstraal achtereenvolgens doorheen gaat, in de juiste volgorde: je kunt ze naar de juiste plaats slepen.

Lens
Hoornvlies
Glasachtig lichaam
Netvlies
Oogkamer

Slide 7 - Question de remorquage

Sleep de juiste onderdelen naar het juiste nummer.
9
3
12
Gele vlek
Hoornvlies
Oogspier

Slide 8 - Question de remorquage

Als je een lens los zou halen uit het oog, is het dan bol of plat?
A
bol
B
plat

Slide 9 - Quiz

Wanneer een voorwerp steeds dichterbij komt, wordt de lens steeds …(1)… en het straalvormig lichaam …(2)... steeds meer.

(tip: die laatste kan je voelen in je oog als je scherpstelt op iets heel dichtbij)
A
1: boller 2: ontspant
B
1: boller 2: spant
C
1: platter 2: ontspant
D
1: platter 2: spant

Slide 10 - Quiz

De zenuw bij de pijl is
beschadigd. Hierdoor:
A
zie je geen beelden van rechts meer
B
zie je geen beelden van links meer
C
zie je geen diepte meer

Slide 11 - Quiz

§14.4 Het netvlies en de hersenen

Slide 12 - Diapositive

Leerdoelen
-het verschil tussen de werking van staafjes en kegeltjes bij het vormen van een beeld kunnen beschrijven 
-bouw en ligging van neuronen in het netvlies kunnen beschrijven
-het verschil in scheidend vermogen van de gele vlek met andere delen van het netvlies kunnen toelichten
-het verband tussen de intensiteit van prikkeling van de drie typen kegeltjes en het waarnemen van kleuren kunnen toelichten

Slide 13 - Diapositive

Netvlies
In het netvlies worden lichtprikkels omgezet in impulsen.
Via de oogzenuw gaan deze naar de grote hersenen om het beeld te verwerken.

Slide 14 - Diapositive

Netvlies
Op het netvlies liggen 2 soorten zintuigcellen.

1. De staafjes
2. De kegeltjes 

Slide 15 - Diapositive

Valt er geen licht op, dan geven staafjes een constante hoeveelheid neurotransmitter af. Dat geeft een constante stroom impulsen naar de hersenen: je ziet zwart.

Slide 16 - Diapositive

Het herstel van rodopsine zorgt ervoor dat we moeten wennen aan het donker. Er moet meer rodopsine terug worden gevormt om weer goevoelig genoeg te worden

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

* Lage prikkeldrempel
* Weinig detail

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

De drie typen kegeltjes hebben elk hun optimale gevoeligheid bij een andere golflengte.

Slide 22 - Diapositive

verdeling
staafjes en kegeltjes
over het netvlies

Slide 23 - Diapositive

Zet de juiste kenmerken bij de juiste receptorcel.
Staafjes
Kegeltjes
Om de gele vlek
In de gele vlek
Hoge prikkeldrempel
Lage prikkeldrempel
Scherp zicht, kleur
Contrast, grijstinten

Slide 24 - Question de remorquage

Blinde vlek           Gele vlek

Slide 25 - Diapositive

Gele vlek
Plek in het netvlies waar alleen kegeltjes liggen. Elk kegeltje is verbonden met een eigen zenuwcel, beeld is daardoor heel scherp.
Blinde vlek
Plek waar de uitlopers van de zenuwcellen door het netvlies gaan. Op die plek zitten dus geen zintuigcellen. Beeld dat daarop valt wordt niet geregistreerd.

Slide 26 - Diapositive

De blinde vlek merk je normaal niet omdat:
A
de hersenen het ontbrekende beeld invullen
B
de ogen continue bewegen
C
je met twee ogen kijkt
D
alle drie

Slide 27 - Quiz

Slide 28 - Diapositive

Opbouw van het netvlies

Slide 29 - Diapositive

Het ligt valt door de laag cellen in het netvlies tot het een fotoreceptor raakt
Licht valt door het oog op het netvlies
Een groepje fotoreceptoren (receptief veld) geeft impulsen door naar een ganglioncel via bipolaire cellen
De axonen van de ganglioncellen lopen door de oogzenuw om de impusen van de staafjes als kegeltjes naar de hersenen af te voeren

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Diapositive

Gedetailleerde
 In de gele vlek zijn kleine groepen kegeltjes, waardoor het vermogen om details te onderscheiden (scheidend vermogen) hoog is.
  • Meer receptieve velden met minder fotoreceptoren  => Gedetailleerde informatie

Buiten het de gele vlek zitten grote groepen met staafjes
  • Minder receptieve velden met meer fotoreceptoren => Minder detail

Slide 32 - Diapositive

Slide 33 - Diapositive

Opbouw van het netvlies

Slide 34 - Diapositive

Onderdelen in het netvlies. In welke volgorde komt inkomend licht langs:
1. amacriene cellen, 2. horizontale cellen, 3. kegeltjes/staafjes, 4. ganglion cellen, 5. pigmentcellen, 6. bipolaire cellen
A
4-1-6-2-3-5
B
1-4-6-2-5-3
C
2-4-1-6-3-5
D
5-4-1-6-2-3-5

Slide 35 - Quiz

Hiernaast is een deel van een netjesvlies weergegeven. Van welke kant valt het licht op het netvlies?
A
Van boven en raakt eerst staafjes en kegeltjes
B
Van onder en raakt eerst gevoelszenuwcellen
C
Van links
D
Van rechts

Slide 36 - Quiz

Slide 37 - Vidéo

Licht-donker contrast
  • Dit is het verschil tussen lichte en donkere kleuren  
  • wit -zwart is het grootste contrast 
  • contrast zicht wordt versterkt door amacrien en horizontale cellen

Slide 38 - Diapositive

Slide 39 - Diapositive

Kleuren zien
Alle kleuren die wij zien worden
gemaakt door rood/groen en
blauw te combineren

Basis voor ons kleurensysteem
  • Kleur
  • Helderheid

Slide 40 - Diapositive

De drie typen kegeltjes hebben elk hun optimale gevoeligheid bij een andere golflengte.

Slide 41 - Diapositive

Kleuren zien
Afhankelijk van de golflengte
worden andere fotoreceptoren
geactiveerd

Slide 42 - Diapositive

Wanneer er geel licht (580nmn zie vorige dia) op de kegeltjes valt, welke kegeltjes reageren dan?
A
Alleen de kegeltjes voor geel
B
De kegeltjes voor blauw en die voor groen
C
De kegeltjes voor rood en de kegeltjes voor groen
D
Alleen de kegeltjes voor groen, maar een klein beetje

Slide 43 - Quiz

Op schepen wordt er op de brug tijdens de hondenwacht (00:00 tot 04:00) gewerkt in rood licht.

Wat is het voordeel van werken in rood licht op de brug?
A
Er zijn meer kegeltjes gevoelig voor rood licht
B
Door het rode licht zijn de panelen beter leesbaar
C
Door het rode licht blijft het nachtzicht behouden
D
Het simuleert nacht

Slide 44 - Quiz

Kleuren zien
Afhankelijk van de golflengte
worden andere fotoreceptoren
geactiveerd



Toelichting:
Rood licht activeert niet/nauwelijks de rodopsine in de staafjes waardoor de staafjes gevoelig blijven en het nachtzicht behouden blijft

Slide 45 - Diapositive

In tegenstelling van wat vaak wordt gedacht komt een stier niet af op een rode lap, maar juist op de beweging van de lap. Stieren (en koeien) zijn namelijk rood-groen kleurenblind. Hoe kun je dat aan het oog zien?
A
Het oog heeft geen gele vlek.
B
Het oog heeft alleen maar staafjes.
C
Het oog heeft geen rode en groene kegeltjes.
D
Het oog heeft geen blinde vlek.

Slide 46 - Quiz

Slide 47 - Diapositive

Hoeveel poten heeft de olifant?

Slide 48 - Diapositive

Wat staat hier?

Slide 49 - Diapositive

Slide 50 - Diapositive

Slide 51 - Diapositive

Slide 52 - Lien