Nask

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 4

Als op je lichaam een kracht werkt, voel je dat meestal

1. waar
2. niet waar

Zwaartekracht omlaag

1. waar
2. niet waar

Een kracht kun je vergroten met een hefboom

1. waar
2. niet waar

Sommige krachten kun je zien

1. waar
2. niet waar

Een kracht teken je als een pijl

1. waar

Om een kracht te tekenen hgeb je een krachtenschaal nodig

1. waar
2. niet waar

Met een krachtenschaal kun je een kracht weergeven

1. waar
2. niet waar

Machines gebruiken spierkracht

1. waar
2. niet waar

Een magneet trekt sommige metalen aan

1. waar
2. niet waar

Als de oppervlakte groter wordt, wordt de druk ook groter

2. niet waar

Een veerunster is een digitale krachtmeter

1. waar
2. niet waar

De zwaartekracht op 1 kg appels is 10 N

1. waar
2. niet waar

Om de nettokracht te berekenen moet je de krachten met elkaar vermenigvuldigen

1. waar

Een andere naam voor een nettokracht is resultante

1. waar

Als een hefboom in evenwicht is, gaat hij draaien

1. waar

Vector is een ander woord voor pijl

1. waar

Bij een takel geldt, wat je wint aan kracht, verlies je aan afstand

1. waar
2. niet waar

Bij een losse katrol is de kracht waarmee ja aan het touw moet trekken 2x het gewicht van het voorwerp

1. waar

In binas staat: druk = kracht : oppervlakte

1. waar