Een handelaar verkoopt koksmutsen. De verkoopprijs per koksmuts is € 15,50 De inkoopprijs per stuk is € 6,50. De bedrijfskosten zijn € 38.000,--. De afzet is 4.900 stuks. Bereken de nettowinst.
Slide 5 - Question ouverte
Wat bereken je met de formule afzet x verkoopprijs?
In januari worden 50 jurken verkocht tegen een verkoopprijs van €250 per stuk
A
De afzet is 50
B
De omzet is 12.500
C
De afzet is € 250,-
D
De omzet is € 12.500,-
Slide 25 - Quiz
Bij een afzet van 11.000 en een verkoopprijs van € 80,-
A
Is het bedrijfsresultaat € 79.000,-
B
Zijn de verkoopkosten € 16.700,-
C
Is de brutowinst
€ 290.40,-
D
Is de inkoopwaarde € 587.900,-
Slide 26 - Quiz
Een bedrijf verkoopt 2500 spijkerbroeken van €30 per stuk. Wat is de afzet?
A
2500 broeken
B
€30,-
C
2500 x €30 = €75.000,-
D
2500 : €30 = €833,-
Slide 27 - Quiz
Een handelaar in rekenmachines verkoopt elke rekenmachine voor € 30,--. De afzet is 1.400 stuks. De inkoopwaarde is € 32.000. De bedrijfskosten zijn € 28.000. Bereken de brutowinst.
A
€ 42.000,-
B
€ 10.000,-
C
- € 4.000,- verlies
D
- € 18.000,- verlies
Slide 28 - Quiz
Een handelaar verkoopt voetballen. De verkoopprijs per voetbal is € 39,90 De inkoopprijs per stuk is € 19,70. De bedrijfskosten zijn € 80.000,--. De afzet is 3.000 stuks. Bereken de nettowinst.
A
€ 60.600,-
B
€ 59.100,-
C
- € 5.400,- verlies
D
- € 19.400,- verlies
Slide 29 - Quiz
Verkoopprijs € 75,- inkoopwaarde is 24% van de omzet. Afzet is 2.000