Voedingsleer 2 - Les 3

Voedingsleer - les 3
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
VoedingsleerMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 4 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Voedingsleer - les 3

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Lesplanning

  • Vervolg diabetes
  • Zoetstoffen
  • Gebit

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Weekplanning
  1. Energiehomeostase en anti-oxidanten
  2. Glucose homeostase, diabetes en alcohol
  3. Afronding diabetes, zoetstoffen en gebit
  4. Overgewicht en obesitas
  5. Vegetarisme en veganisme, anti-oxidanten
  6. Uitloop/herhaling
  7. Toets 

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

6

Slide 4 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Leerdoelen:

• Jij kunt beschrijven wat de effecten van zoetstoffen zijn op je lichaam
• Jij herkent verschillende soorten zoetstoffen
• Jij kunt de werking van zoetstoffen beschrijven
• Jij kunt aangeven hoe het gebit is opgebouwd
• Jij kunt uitleggen welke vormen van tandbederf er zijn
• Jij kunt voedingsadviezen geven om tandbederf te voorkomen




Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zijn zoetstoffen?

Slide 6 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Voedende zoetstoffen

  • Suikeralcoholen of bulkzoetstoffen
  • Lage relatieve zoetkracht
  • Verlagen de kans op tandbederf
  • Kleinere toename van bloedsuiker
  • Laxerend effect 

Bv. Sorbitol, maltitol, xylitol, lactitol, mannitol
Niet-voedende zoetstoffen

  • Hoge intensiteit zoetstoffen 
  • Hoge relatieve zoetkracht
  • Kunstmatig
  • Dragen weinig tot niet bij aan de energie van het voedsel
  • Kunnen verschillen in warmte stabiliteit (vb. aspartaam)

Bv. Stevia, aspartaam, sucralose etc.

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is relatieve zoetkracht?

Slide 8 - Question ouverte

De zoetkracht van een zoetstof ten opzichte van de zoetkracht van kristalsuiker (sacharose) = 1

Slide 9 - Lien

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 10 - Lien

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 11 - Lien

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 12 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 13 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Opdracht - deel 1
  1. Wat is tanderosie?
  2. Wat is tandplaque?
  3. Hoe ontstaat tanderosie?
  4. Wat is cariës? Hoe ontstaan deze?

timer
5:00

Slide 14 - Diapositive

Bij tanderosie wordt het tandglazuur opgelost door zuren uit dranken, voedingsmiddelen of het maagzuur. Tanderosie is een serieus probleem; het glazuur kan op termijn geheel oplossen. Eenmaal verdwenen glazuur komt niet meer terug

Tandplak is een zacht en kleverig, nauwelijks zichtbaar laagje van speekseleiwitten, voedselresten en bacteriemassa (biofilm) op de tanden en kiezen. Tandplak moet iedere dag verwijderd worden om problemen in de mond te voorkomen.

Gaatjes (cariës) ontstaan als er tandplak op de tanden aanwezig is. Factoren zoals voedingsgewoonten en het gebruik van (fris-)drank spelen bij het ontstaan van gaatjes een rol, waarbij het niet alleen gaat om wat er gegeten wordt, maar vooral hoe vaak dit op een dag gebeurt
Tandplaque
Tanderosie

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 16 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Opdracht - deel 2
  • Zoek uit wat de voedingsadviezen zijn om tandbederf te voorkomen. 
  • Schrijf een dagmenu uit voor een kind van 6-8 jaar die voldoet aan de eisen ter voorkoming van tandbederf. 
  • Zorg ervoor dat het dagmenu ook aan de aanbevolen hoeveelheden voedingsmiddelen voldoet.
timer
10:00

Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Opdracht - deel 3
  • Kinderen vinden het leuk om te trakteren op school als ze jarig zijn. 
  • Bedenk een gezonde en leuke traktatie die geen tandbederf veroorzaakt.
  • Presenteer je traktatie volgende week voor de klas.


Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

01:12
Wat is er aan de hand bij diabetes type II?

Slide 19 - Question ouverte

Het lichaam is resistent voor het hormoon insuline. Dit betekent dat je lichaam niet meer gevoelig is voor het hormoon insuline en de effecten van insuline uitblijven.
03:36
Op welke manier wordt de diagnose gesteld van diabetes?

Slide 20 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

04:15
Wat wordt er bedoeld met hyperglycemie?

Slide 21 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

06:41
Wat zijn de belangrijkste verschillen tussen type I en type II diabetes?

Slide 22 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

06:41
Wat zijn de belangrijkste overeenkomsten tussen type I en type II diabetes?

Slide 23 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

01:12
Wat is er aan de hand bij diabetes type I?

Slide 24 - Question ouverte

Bij diabetes type I is het hormoon insuline afwezig.
Leerdoelen:

• Jij kunt beschrijven wat de effecten van zoetstoffen zijn op je lichaam
• Jij herkent verschillende soorten zoetstoffen
• Jij kunt de werking van zoetstoffen beschrijven
• Jij kunt aangeven hoe het gebit is opgebouwd
• Jij kunt uitleggen welke vormen van tandbederf er zijn
• Jij kunt voedingsadviezen geven om tandbederf te voorkomen




Slide 25 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions