Absolutisme

• Geschiedenis
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

6.3 Het absolutisme

Kenmerkend Aspect

Het streven van vorsten naar absolute macht

Lesdoelen

Je kent het begrip absolutisme

Je weet hoe de Franse koning zijn macht vergrootte. 

Je kent de kenmerken van de absolute macht van de Franse koning. 

Lodewijk XIV van Frankrijk (Louis XIV) 5/9 1638 — 1/9 1715)

Bekend als Lodewijk de Grote (Louis le Grand) en de Zonnekoning (Frans: le Roi-Soleil)

Twee vragen

1. Waarom werd Lodewijk XIV de Zonnekoning genoemd

2. Hoe zag het bestuur van Lodewijk XIV eruit?

Vraag

Welke politieke functie had het paleis Versailles?

5 vragen beantwoorden:

1. Beschrijf het absolutisme onder Lodewijk XIV en leg daarbij de uitspraak 'l'etat, c'est moi' uit. 

2. Welke veranderingen wat betreft het leger heeft Lodewijk doorgevoerd?

3. Welke maatregel werd er op het gebied van godsdienst ingevoerd?

4. Wat is mercantilisme?  Noem daarbij twee kenmerken.

5. Geef ook aan waardoor de Franse koning (ondanks het absolutisme) niet almachtig werd. 

Geschiedenis

1. Huiswerkcontrole 

Studiewijzer 

1t/m6 + 8 van 6.2 

2t/m4 van 6.3 

 Eerdere opdrachten om af te tekenen

2. Start 6.4 Wetenschappelijke Revolutie

3. Vrijdag 28/2 SO hoofdstuk 6 (+ begrippen/KA's)

6.4 De Wetenschappelijke Revolutie

De anatomische les van d. Tulp

(Rembrandt, 1623)

Kenmerkend Aspect

De wetenschappelijke revolutie

Lesdoelen

Aan het einde van de les ken je

1. het nieuwe wereldbeeld van de 17e eeuw

2. welke ontwikkeling de wetenschap doormaakte

3. de toepassingen van de wetenschap

4. het begrip wetenschappelijke revolutie

2 Vragen

1. Leg uit welk verband er bestaat tussen de renaissance (5.1) en de wetenschappelijke revolutie.

2. Benoem ook het grote verschil tussen de renaissance en de wetenschappelijke revolutie.

Een nieuw wereldbeeld

fdfsff

ddfdf

Copernicus                                              Galileo                                               Newton

Wetenschappelijke ontwikkeling

1. Zelf onderzoek doen

2. Systematisch waarnemen -> experimenteren -> conclusies trekken

3. De natuur werkt niet met een doel maar volgens natuurwetten

Toepassing van wetenschap

1. Wetenschap moet nut hebben, kan worden toegepast.

2. Ontwikkelingen in de technologie: 

- nieuwe instrumenten: thermometer, telescoop, microscoop

- Betere meetintrumenten 

- percieze zeekaarten

3. De wetenschappelijke revolutie leidde tot optimisme -> 

de mens bleek door gebruik van het verstand grote mogelijkheden te hebben

5 Oefenvragen 6.4

1. Geef een beschrijving van het veranderende wereldbeeld dat wordt beschreven in de tekst. (Noem tenminste 1 wetenschapper uit de 17e eeuw).

2. Welke nieuwe wetenschappelijke methode ontstond er in de 17e eeuw?

3. Natuur had geen doel, maar:.........Welk idee kregen de wetenschapper uit de 17e eeuw?

4. Geef een aantal voorbeelden van hoe wetenschap nut kan hebben. 

5. Leg uit waardoor er optimisme ontstond in de wetenschappelijke revolutie.

WB: opd 1t/m5