H3/V3 Aanwijzend - en bezittelijk vnw unité 6

havo 3 : semaine 23

Aujourd'hui on répète...

tu te souviens? 

On parle! En classe :ex 17-18
Formatieve toets apprendre 1-5
A faire :17-23
Apprendre 6 et 7

A: programme
B:   pour le test dans 3 semaines
C: tu te souviens?

1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

havo 3 : semaine 23

Aujourd'hui on répète...

tu te souviens? 

On parle! En classe :ex 17-18
Formatieve toets apprendre 1-5
A faire :17-23
Apprendre 6 et 7

A: programme
B:   pour le test dans 3 semaines
C: tu te souviens?

Slide 1 - Diapositive

aujourd 'hui
un cours de grammaire : 
vandaag wijken we af van de weektaak omdat we graag de stof van de toetsweek in willen trainen. 

Slide 2 - Diapositive

TW4

Unité 6 : => apprendre 1 tm 8. (apprendre 9 niet!)
apprendre 3 : grammatica (zoals oefening 8a-d) blz 137 en 138
apprendre 5 : grammatica (zoals oefening 16a-d) blz 132 en 135
apprendre 7 : hoef je alleen FN te leren.
Veel succes met de laatste schoolweken!




Slide 3 - Diapositive

Het aanwijzend vnw
Het aanwijzend voornaamwoord

Slide 4 - Diapositive

rd

die / deze / dit / dat

Slide 5 - Diapositive

Aanwijzend voornaamwoord

Slide 6 - Diapositive

Aanwijzend voornaamwoord
...............fille
A
ce
B
cette
C
cet
D
ces

Slide 7 - Quiz

Dichtbij/ verder weg
Om aan te geven of iets dichtbij is of verder weg kun je de volgende woorden toevoegen; 

-ci = hier   en  -là =daar

ce jean-ci= deze spijkerbroek hier
ce jean-là= die spijkerbroek daar 

 

Slide 8 - Diapositive

Aanwijzend voornaamwoord:
_______ manteau est trop grand
A
ce
B
cette
C
ces
D
cet

Slide 9 - Quiz

Aanwijzend voornaamwoord:
_______ monsieur est le père de Nina
A
cet
B
cette
C
ces
D
ce

Slide 10 - Quiz

Welk aanwijzend voornaamwoord?
_____ acteur
A
Ce
B
Cet
C
Cette
D
Ces

Slide 11 - Quiz

.... hôtel mystérieux

Slide 12 - Question ouverte

..... hommes sérieux

Slide 13 - Question ouverte


...... éléphant gris (m)

Slide 14 - Question ouverte


....... nouvelle adresse

Slide 15 - Question ouverte

weet je hoe je het aanwijzend voornaamwoord gebruikt?
A
🥰
B
🙂
C
🤔

Slide 16 - Quiz

Het bezittelijk vnw / pronom possessif


mijn/jouw/zijn/haar/onze/jullie/hun
bezittelijk voornaamwoord

Slide 17 - Diapositive

Le pronom possessif; exemples;
Het bezittelijk voornaamwoord 

C'est mon lit.                                = Het is mijn bed. 

Mon cours commence.             = Mijn les begint. 

Voilà ma chambre.                     = Hier is mijn slaapkamer.

Je suis dans ma piscine.           = Ik ben in mijn zwembad.

Je mange avec mes parents.  = Ik eet met mijn ouders. 

J'ai fini mes devoirs.                   = Ik heb mijn huiswerk af. 




Slide 18 - Diapositive

De vorm van het bezittelijk naamwoord hangt af van het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort

Le lit           C'est mon lit. mon= mannelijke vorm


La chambre          Voilà ma chambre = vrl! 


Les parents          J'adore mes parents. mes= mv

Slide 19 - Diapositive

De vorm van het bezittelijk voornaamwoord

Slide 20 - Diapositive

Let op! 


Maak niet de volgende denkfout; 
zijn tante = son tante 

het woord tante= vrouwelijk; dus nemen we de vrouwelijke vorm= sa 
sa tante! 

Slide 21 - Diapositive

Voorbeelden
1. Marc est mon frère.
2. Ils sont tes parents.
3. C'est sa maison
4. C'est notre voiture.
5. Ce sont vos livres.
6. Ils font leurs devoirs.

Slide 22 - Diapositive

Let op!
Als het zelfstandig naamwoord vrouwelijk enkelvoud is en met een klinker of stomme h begint: altijd mon, ton of son!
Amélie est mon amie.  = Amélie is mijn vriendin.
C'est son équerre.         = Dat is zijn geodriehoek.


Slide 23 - Diapositive

Vul het juiste bez. vnw. in:
Je suis dans ... (mijn) chambre. (v)
A
mon
B
ma
C
ta
D
sa

Slide 24 - Quiz

Vul het juiste bez. vnw. in:
Pierre et Marie sont ... (onze) parents.
A
ses
B
tes
C
nos
D
vos

Slide 25 - Quiz

Vul het juiste bez. vnw. in:
George est ... (haar) cousin.
A
son
B
sa
C
ta
D
ton

Slide 26 - Quiz

Vul het juiste bez. vnw. in:
7, Rue de Gare est ... (zijn) adresse (v).
A
ta
B
ton
C
sa
D
son

Slide 27 - Quiz

Quel est ..... talent?
A
ton
B
ta
C
tes

Slide 28 - Quiz

(haar) ...... ambitions sont impressionnantes

Slide 29 - Question ouverte

(mijn) C'était ...... idée.

Slide 30 - Question ouverte

(zijn) ..... qualité

Slide 31 - Question ouverte

au travail 
oef 16 a-d  in je werkboek
daarna de weektaak : onlinee :17-23
Apprendre 6 et 7
volgende week herhalen werkwoorden , zorg dat grammaire I af is

Slide 32 - Diapositive