Past tenses chapter 3

What are we going to do today?
- Study words 10 minutes 
- Grammar revision
- Future tenses grammar 
- Done? Gimkit! 

Lesson goal: at the end of the lesson you know how to make at least 4 future tenses 
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

What are we going to do today?
- Study words 10 minutes 
- Grammar revision
- Future tenses grammar 
- Done? Gimkit! 

Lesson goal: at the end of the lesson you know how to make at least 4 future tenses 

Slide 1 - Diapositive

Study
Study words chapter 3 in WRTS for 10 minutes. 

In silence. 
timer
10:00

Slide 2 - Diapositive

Een lidwoord komt voor het zelfstandig naamwoord te staan. 
Een meisje = A girl. 

The: betekend 'de'. Deze gebruik je bij zowel enkelvoud als meervoud. 
de katten = the cats 

An & a: betekenen 'een'.  Je gebruikt deze woorden dus alleen bij enkelvouden. 

Slide 3 - Diapositive

an gebruik je wanneer er sprake is van een klinkerbotsing. 
a apple kan bijvoorbeeld niet want apple begint met een A. dus gebruik je an apple. 

Let op! Sommige woorden beginnen met een klinker als je het schrijft, maar je hoort een medeklinkerklankaan het begin.  
Bijvoorbeeld bij het woord uniform. Je hoort een 'j', dus gebruik je a.

Slide 4 - Diapositive

Sommige woorden beginnen met een medeklinker als je het schrijft, maar je hoort een klinkerklank aan het begin.  
Bijvoorbeeld bij hour waar de 'h' niet wordt uitgesproken. Je hoort 'au' dus gebruik je an. 

Slide 5 - Diapositive

They have ...... (een) very large house

Slide 6 - Question ouverte

She told me to meet her at ....... (de) library.

Slide 7 - Question ouverte

I only had ..... (een) apple for breakfast, I'm starving.

Slide 8 - Question ouverte

They have a meeting at ...... (het) building across the street.

Slide 9 - Question ouverte

Past tenses
Past tenses = verleden tijden. Spelen zich dus af in het verleden. 

Er zijn 3: 
- Past Simple
- Past Continuous
- Past Perfect


Slide 10 - Diapositive

Past Simple

De 'normale' verleden tijd. 
Maak je door : -ed achter een regelmatig werkwoord te zetten. 
bv: I walk - I walked 

Is het een onregelmatig werkwoord? Dan wordt het 2e rijtje.
bv: I do - I did
Past Simple: 

Gebruik je wanneer iets in het verleden gebeurd is en ook al afgelopen is. 
Er is dus geen link meer naar nu. 

bv: I lived in Joure from 1994 till 2013

Slide 11 - Diapositive

Past Continuous
Duurvorm van de verleden tijd. Betekend dat het in het verleden een tijdje aan de gang was. 

Maak je door: was/were + hele werkwoord + ing. 
bv: 
I walk - I was walking 
I do - I was doing (hier dus geen onregelmatige werkwoorden)
Past Continuous

Gebruik je als in het verleden iets aan de gang was voor langere tijd maar uiteindelijk gestopt is. 

bv: I was walking for two hours yesterday.  

Slide 12 - Diapositive

Present Perfect
Voltooide tijd vorm. 
Maak je door: have/has + 3de rijtje of -ed. 

bv: 
I walk - I have walked/ She has walked
I do - I have done / She has done. 

has gebruik je bij: he/she/it. 
Present Perfect: 

Gebruik je bij ervaringen of dingen die in het verleden begonnen zijn en nu nog steeds aan de gang. 

bv: 
I have never visited Spain before. (Ik heb tot nu toe nog nooit Spanje bezocht) 

Slide 13 - Diapositive

Do: 
Exercise: 
53, 54 & 55

Done? We'll do Gimkit together! 

Slide 14 - Diapositive