Les 5 Pathologie van bloed en bloedvormende organen

• Verpleging en verzorging
• MBO
• Studiejaar 2

Les 5 Pathologie van bloed en bloedvormende organen

Inhoud les

• uitleg over bloedstelping
• bloedarmoede
• Opdracht in groepjes over pathologie bloed
• pathologie milt

Belangrijke data

Oefentoets is op 6 april

Toets op 13 april

Lesstof voor toets

Door een tekort aan bloedplaatjes kunnen zogenaamde petechiën (bloedingen in de huid) ontstaan

Vitamine K

Vitamine K is nodig bij bloedingen om bloed te laten stollen. (bouwstof voor stollingsfactoren)

Vitamine K zit vooral in groene groenten en koolsoorten.

Je lichaam maakt het zelf ook aan in de darm.

Te hoge INR wordt besloten om vitamine K tabletjes te gaan starten.

Zuurstof

Hemoglobine is het eiwit dat zuurstof bindt en vervoert naar de organen.

 Om hemoglobine aan te maken, heb je ijzer, vitamine B12 en foliumzuur nodig.

De aanmaak van rode bloedcellen in het beenmerg wordt gestimuleerd door een hormoon uit de nieren: erytropoëtine (EPO)

Maak in subgroepjes de opdracht

Splenomegalie  

vergroting van de milt optreedt. 

oorzaak: bacteriële infecties, malaria, gezwellen en leukemie.

Hypersplenie

overactiviteit van de milt ->  volumetoename van de milt -> splenectomie

Splenectomie = miltextirpatie

Gehele milt wordt verwijderd

Post-operatieve zorg

Verhoogde kans op postsplenectomiesyndroom:

• toename van het aantal bloedplaatjes in het bloed (trombocytemie)
• toenemende vernietiging van rode bloedcellen (hemolyse)
• verhoogd risico op infectie.
  

Na splenectomie ingeënt tegen verschillende bacteriële infecties, met name pneumokokkeninfecties.

Complicaties na splenectomie

• Kans op nabloeding (symptomen: tachycardie, bloeddrukdaling,  onrust, shock)
• kleine kans op pancreatitis
• ontstaan van abces
• maagproblemen (maag neemt ruimte van milt in)
• verhoogde kans op levensbedreigende infecties met bepaalde bacteriën