Les 4 - gezond leven: eten en sporten & tellen

Les 4  

1. Gezond leven: eten en sporten 
2. Tellen
1 / 45
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2Middelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 45 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Les 4  

1. Gezond leven: eten en sporten 
2. Tellen

Slide 1 - Diapositive

Lesdoel 

  1. After this lesson you are familiar with the words for foods, drinks and some sports activities. You know how to make simple sentences with these words.
  2. You know how to count until 10




Slide 2 - Diapositive

Lekker eten!

Slide 3 - Diapositive

Wat is de naam van deze groente?
A
aubergine
B
courgette
C
komkommer
D
paprika

Slide 4 - Quiz

Welke groente is dit?
A
paprika
B
tomaat
C
courgette
D
komkommer

Slide 5 - Quiz

Hoe noem je deze groente?
A
erwt
B
broccoli
C
maïs
D
spinazie

Slide 6 - Quiz

Wat is dit voor groente?
A
peer
B
komkommer
C
paprika
D
citroen

Slide 7 - Quiz

Hoe heet deze groente?
A
rode kool
B
bloemkool
C
spruiten
D
groene kool

Slide 8 - Quiz

Welke groente is dit?

A
B
C
D

Slide 9 - Quiz

Deze groente heet?
A
bloemkool
B
broccoli
C
romanesco
D
bosui

Slide 10 - Quiz

Welke groente is dit?
A
courgette
B
komkommer
C
aubergine
D
pastinaak

Slide 11 - Quiz

Wat is de gezondste groente?
A
wortel
B
broccoli
C
spinazie
D
tomaat

Slide 12 - Quiz

Water is gezond
Pedro drinkt water. 
Hij drinkt water.
Luisa, Kofi en Maryam drinken water.
Zij drinken water.

Slide 13 - Diapositive

Gezonde drankjes

  • water
  • thee
  • groentesap 
Ongezonde drankjes

  • frisdrank (limonade)
  • energiedrankjes
  • vruchtensap (fruit juices)

Deze drankjes hebben veel suiker. Suiker is ongezond.

Slide 14 - Diapositive

Tellen met fruit....mmm.... lekker!

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Vidéo

Zeg hardop (say out loud)
Ik koop brood bij de bakker.
Mijn moeder koopt groenten op de markt. 
Wij drinken water uit de kraan.
Fatima eet chips. Dat is lekker maar niet gezond.

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

zoet

Slide 19 - Diapositive

zuur

Slide 20 - Diapositive








ZOUT IS FOUT?
Zout

Slide 21 - Diapositive

Welk eten is zout?
A
pizza
B
koek
C
kip
D
tomaat

Slide 22 - Quiz

Welk eten is zoet?
A
banaan
B
watermeloen
C
kokosnoot
D
papaya

Slide 23 - Quiz

Welk eten is zuur?
A
avocado
B
kaas
C
asperges
D
grapefruit

Slide 24 - Quiz

Zeg hardop (say out loud)


De jongen eet een zure appel. 
In kaas zit veel zout. 
Max eet drie koekjes. Hij houdt van zoet.

Slide 25 - Diapositive

Sport

Slide 26 - Diapositive

Sporten is leuk en gezond!
Sporten 
Ik sport - jij sport / sport jij?      Welke sport vind jij leuk ?

De jongen tennist. Hij speelt tennis.
Mijn vriendin voetbalt. Zij speelt voetbal.
Elke donderdag zwemmen de kinderen in het zwembad. Zij zwemmen. 
In het weekend kijken we naar ijshockey op televisie.
=> weekend

Slide 27 - Diapositive

Welke zin is goed?
A
ik speelt voetbal
B
ik speel voetbal
C
ik spelen voetbal
D
ik spel voetbal

Slide 28 - Quiz

Schaatsen
In de winter kun je in Nederland schaatsen. Schaatsen is een populaire sport. Kan jij schaatsen?
Vier mensen schaatsen op het ijs 
Schaatsen op de gracht (canal)

Slide 29 - Diapositive

Fietsen
In Nederland is fietsen geen sport!
Nee, voor Nederlanders is de fiets het vervoersmiddel (means of transportation) voor jong en oud (young and old).
Fietsen is gezond!

Slide 30 - Diapositive

Welke zin is goed?
A
frisdrank is gezond
B
frisdrank is ongezond
C
frisdrank is leuk
D
frisdrank is groente

Slide 31 - Quiz

Welke zin is goed?
A
in kaas ligt veel zout
B
in kaas is veel zout
C
in kaas zit veel zout
D
in kaas staat veel zout

Slide 32 - Quiz

Acht wortels zijn:

A
B
C
D

Slide 33 - Quiz

Het weekend is....
A
vrijdag en zaterdag
B
zaterdag en zondag
C
zondag en maandag
D
donderdag en vrijdag

Slide 34 - Quiz

Vlees koop je bij de....
A
bakker
B
groenteman
C
viswinkel
D
slager

Slide 35 - Quiz

Wat is dit?
A
een kiwi
B
boter
C
een aardappel
D
kaas

Slide 36 - Quiz

Hoe heet deze groente?
A
knoflook
B
ui
C
peper
D
wortel

Slide 37 - Quiz

Dit eten is...
A
zoet
B
zuur
C
zout

Slide 38 - Quiz

Fietsen in Nederland is...
A
geen sport
B
een sport

Slide 39 - Quiz

Vlees van een koe heet
A
vis
B
kip
C
koevlees
D
rundvlees

Slide 40 - Quiz

De kinderen eten chips...
A
ZIJ eten chips
B
WIJ eten chips
C
JIJ eten chips
D
IK eten chips

Slide 41 - Quiz

Welke foto is een kraan?
A
B
C
D

Slide 42 - Quiz

Welk eten is gezond?
A
B
C
D

Slide 43 - Quiz

Wat is gezond?
A
sporten en groenten eten
B
Nederlands leren
C
sporten en vruchtensap drinken
D
sporten, groenten eten, water drinken

Slide 44 - Quiz

Einde van les 4, goed gedaan! 

Slide 45 - Diapositive