Herhaling zinsontleding en woordsoortbenoeming

Hoe vind je de persoonsvorm in de zin?
1 / 18
suivant
Slide 1: Question ouverte
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Hoe vind je de persoonsvorm in de zin?

Slide 1 - Question ouverte

Welke vraag stel je om het onderwerp te vinden?

Slide 2 - Question ouverte

Hoe vind je het werkwoordelijk gezegde?

Slide 3 - Question ouverte

Welk vraag stel je om het lijdend voorwerp te vinden?

Slide 4 - Question ouverte


Welke vraag stel je om het meewerkend voorwerp te vinden?

Slide 5 - Question ouverte

Hoe vind je de bijwoordelijke bepaling in een zin?

Slide 6 - Question ouverte

Wat is de persoonsvorm en onderwerp in de volgende zin?
Dat jonge meisje liep gisteren van huis naar school

Slide 7 - Question ouverte

Wat is de persoonsvorm en onderwerp in de volgende zin?
Het muisje snoept van de kaas in de muizenval.

Slide 8 - Question ouverte

Wat is het werkwoordelijk gezegde in de volgende zin?
Dat jongetje heeft dat allemaal moeten meemaken.

Slide 9 - Question ouverte

Wat is het lijdend voorwerp in de volgende zin?
Dat jongetje heeft dat allemaal moeten meemaken.

Slide 10 - Question ouverte

Wat is het werkwoordelijk gezegde in de volgende zin?
Lionel Messi voetbalt bij Barcelona.

Slide 11 - Question ouverte

Wat is het lijdend voorwerp in de volgende zin?
Lionel Messi voetbalt bij Barcelona.

Slide 12 - Question ouverte

Schrijf de zelfstandige naamwoorden op uit de volgende zin:
De Titanic was een onverwoestbaar schip in de eerste jaren van de eeuw.

Slide 13 - Question ouverte

Schrijf de bijvoeglijke naamwoorden op uit de volgende zin:
De gigantische Titanic was een onverwoestbaar schip in de eerste jaren van de eeuw.

Slide 14 - Question ouverte

Schrijf de lidwoorden op uit de volgende zin:
De Titanic was een onverwoestbaar schip in de eerste jaren van de eeuw.

Slide 15 - Question ouverte

Signaalwoorden 
van voorbeeld
Signaalwoorden 
van voorwaarde
Signaalwoorden van opsomming
Signaalwoorden van samenvatting
Signaalwoorden van oorzaak&gevolg
Signaalwoorden van tegenstelling
Signaalwoorden van tijd
Signaalwoorden van conclusie
dus
vervolgens
echter
omdat
kortom
ten tweede
mits
bijvoorbeeld
als
zoals
al met al
vervolgens
hierdoor
want
maar
daarentegen
ook

Slide 16 - Question de remorquage

Opdracht hoofdletters en leestekens

Schrijf de volgende tekst over met hoofletters en leestekens

Slide 17 - Diapositive

Tekst
hallo allemaal welkom bij het onderdeel taalverzorging hoofdletters en leestekens je leert wanneer je een hoofdletter moet plaatsen en wanneer je leestekens moet gebruiken zoals je ziet mist dit hele stuk hoofdletters en punten wat vind jij daarvan leest het makkelijk of leest het juist moeilijk leestekens en hoofdletters zijn er voor om teksten makkelijker te kunnen lezen dus hoe het hier staat is natuurlijk helemaal fout maar hoe moet het dan wel wanneer plaats je een hoofdletter

Slide 18 - Diapositive