Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
past simple
Past simple
Om te zeggen dat iets vroeger gebeurd is en nu afgelopen is, gebruik je de past simple.
Vaak staat er in de zin zoiets als
yesterday, last week, two years ago, this morning.
1 / 15
suivant
Slide 1:
Diapositive
Engels
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 2
Cette leçon contient
15 diapositives
, avec
quiz interactifs
et
diapositives de texte
.
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
Past simple
Om te zeggen dat iets vroeger gebeurd is en nu afgelopen is, gebruik je de past simple.
Vaak staat er in de zin zoiets als
yesterday, last week, two years ago, this morning.
Slide 1 - Diapositive
Examples
I
walked
to school
yesterday
.
We
began
a new training course
last week
.
They
found
a dog in the forest
this morning
.
Slide 2 - Diapositive
Past simple + regelmatige. ww
Regelmatige werkwoorden eindigen in de past simple op -ed
walk+ed
play+ed
cook+ed
kiss+ed
Slide 3 - Diapositive
Maar er zijn wel spellingsregels!
I step in water -> I step
p
ed in water.
You carry the box -> you carr
ied
the box.
We live in Wezep -> We live
d
in Wezep.
Slide 4 - Diapositive
Past simple + onregel. ww
Onregelmatige werkwoorden zijn woorden die je ECHT uit je hoofd moet leren. Deze eindigen dus niet op
-ed
en hebben volledig een eigen versie.
Paste simple gaat ALTIJD over het TWEEDE rijtje.
(blz 270 in je boek)
Slide 5 - Diapositive
Examples
I run to school -> I ran to school
I bite an apple -> I bit an apple
I break the vase -> I broke the vase
I dig in the ground -> I dug in the ground
Slide 6 - Diapositive
To be -> onregelmatig
Vormen die jullie geleerd hebben over ' to be ' in het vorige hoofdstuk waren am/is/are. Dit is tegenwoordige tijd.
'To be' in de Past Simple (verleden tijd) wordt:
was/were
Slide 7 - Diapositive
was / were + not
Ik was (niet) -> I was (wasn't)
hij/zij/het was (niet) ->he/she/it was (wasn't)
jij was (niet) -> you were (weren't)
wij/jullie/zij waren (niet)
->
we/you/they were (weren't)
Slide 8 - Diapositive
Maak het verleden tijd (past simple):
Ik liep naar huis.
A
I walkd home
B
I walked home
Slide 9 - Quiz
Maak het verleden tijd (past simple):
Jij rende super snel!
A
You runned super fast!
B
You ran super fast!
Slide 10 - Quiz
Maak het verleden tijd (past simple):
Ik woonde hier vroeger.
A
I lived here back in the day.
B
I livved here back in the day.
Slide 11 - Quiz
Maak het verleden tijd (past simple):
Wij waren op school.
A
We was at school
B
We were at school
Slide 12 - Quiz
Maak het verleden tijd (past simple):
Ik was niet aan het zwemmen.
A
I wasn't swimming
B
I weren't swimming
Slide 13 - Quiz
Maak het verleden tijd (past simple):
Jij reisde (travel) veel.
A
You traveled a lot.
B
You travelled a lot.
Slide 14 - Quiz
Wat is nu de 'past simple'?
Slide 15 - Question ouverte
Plus de leçons comme celle-ci
Past Simple Questions & Negations
Juin 2022
- Leçon avec
28 diapositives
Engels
Middelbare school
vmbo k, g, t
Leerjaar 2
Grammar: Past Continuous (verleden tijd, langere vorm)
Juin 2022
- Leçon avec
25 diapositives
Engels
Middelbare school
vmbo k, g, t
Leerjaar 2
Past Continuous (uitleg - crash film - vragen)
Juin 2022
- Leçon avec
19 diapositives
Engels
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2
Present Simple, Past Simple, Present Continuous, Past Continuous, Present Perfect
Juin 2022
- Leçon avec
52 diapositives
Engels
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Past Simple
Juin 2022
- Leçon avec
30 diapositives
Engels
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
Past Simple vs. Present Perfect
Juin 2022
- Leçon avec
38 diapositives
Engels
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Past Simple
Mai 2023
- Leçon avec
47 diapositives
Engels
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 1
Past Simple
Juin 2022
- Leçon avec
22 diapositives
Engels
Middelbare school
vmbo
Leerjaar 3