Spelling B2W1L3

Spelling B2W1L3
Woordsoorten en zinsdelen
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
SpellingBasisschoolGroep 8

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Spelling B2W1L3
Woordsoorten en zinsdelen

Slide 1 - Diapositive

Woordsoorten
Je kent de volgende woordsoorten:
- lidwoord                                                               - telwoord
- zelfstandig naamwoord                               - rangtelwoord
- werkwoord                                                          - voorzetsel
- hulpwerkwoord                                                 - voegwoord
- voltooid deelwoord                                         - persoonlijk voornaamwoord
- bijvoeglijk naamwoord                                  - bezittelijk voornaamwoord
- stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

Slide 2 - Diapositive

Oom Bas roept: 'Dat is een goede vraag van jou!'
Wat is 'goede' voor woord?

Slide 3 - Question ouverte

Oom Bas roept: 'Dat is een goede vraag van jou!'
Wat is 'van' voor woord?

Slide 4 - Question ouverte

'Dat heb je niet zomaar verdiend, want dat zijn hoge eisen.'
Wat is 'want' voor woord?

Slide 5 - Question ouverte

'Dat heb je niet zomaar verdiend, want dat zijn hoge eisen.'
Wat zijn het hulpwerkwoord en voltooid deelwoord in deze zin?

Slide 6 - Question ouverte

Zinsdelen
Je kent de volgende zinsdelen:
- onderwerp
- persoonsvorm
- lijdend voorwerp

Slide 7 - Diapositive

'De griepprik is een voorbeeld van een injectie.'
Wat is in deze zin de persoonsvorm?

Slide 8 - Question ouverte

'De griepprik is een voorbeeld van een injectie.'
Wat is in deze zin het onderwerp?

Slide 9 - Question ouverte

Wat is in deze zin het werkwoordelijk gezegde?
'De arts heeft een röntgenfoto van zijn longen gemaakt.'

Slide 10 - Question ouverte

Wat is in deze zin het werkwoordelijk gezegde?
'Hij wil binnenkort donor worden.'

Slide 11 - Question ouverte

Wat is in deze zin het werkwoordelijk gezegde?
'Zou jij zijn wervelkolom willen aanwijzen?'

Slide 12 - Question ouverte

Wat is in deze zin het werkwoordelijk gezegde?
'Van de fysiotherapeut had hij al oefeningen moeten doen.'

Slide 13 - Question ouverte

Luister naar het dictee en 
schrijf de woorden goed op in je schrift.

Slide 14 - Diapositive

Maak les 3:
opdracht 1 , 2 en 3

Slide 15 - Diapositive