Nederlands, Voegwoorden en Tussenwerpsels

Nederlands, Voegwoorden en Tussenwerpsels
1 / 10
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 10 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Nederlands, Voegwoorden en Tussenwerpsels

Slide 1 - Diapositive

Voegwoorden

Slide 2 - Diapositive

Voegwoorden
  • Verbind 2 zinsdelen met elkaar
  • Verbind 2 zinnen van een samengestelde zin

Slide 3 - Diapositive

Voorbeeld
  • Tussen 2 zindelen
 Hebben jullie een kat en een hond?
We gaan dit weekend zwemmen of naar de stad.

Slide 4 - Diapositive

Haal het voegwoord uit de zin:
‘Hou je van pizza of van pasta?’

Slide 5 - Question ouverte

Voegwoorden
  • Tussen hoofdzin en hoofdzin
       Voor Nederlands heb ik veel huiswerk, maar voor Duits heb ik niks.
       (En, want, dus en of)
  • Tussen hoofdzin en bijzin
       Ik ga meteen beginnen omdat ik veel huiswerk heb.
       (Omdat, toen, hoewel, sinds en als)
       

Slide 6 - Diapositive

"Hij voelt zich veel gelukkiger sinds hij een nieuwe baan heeft."
Is deze zin 1: Hoofdzin + Bijzin of
2: Hoofdzin + Hoofdzin

Slide 7 - Question ouverte

Tussenwerpsels

Slide 8 - Diapositive

Tussenwerpsel
  • Het wordt gebruikt bij:
             - Uiting van gevoel (Ach of Jeetje)
             - Klanknabootsing (Sssst of Bam)
             - Woord om de aandacht te trekken (Hé of tja)

Het is geen deel van de zin.
Het wordt gescheiden door leestekens

Slide 9 - Diapositive

Wat is een tussenwerpsel
A
Zeker
B
Vandaag
C
D
Graag

Slide 10 - Quiz