- Je leert een overtuigende presentatie beoordelen. Je kan de argumentatie in een overtuigende tekst op aanvaardbaarheid beoordelen én verbale en non-verbale aspecten tijdens een overtuigende presentatie beoordelen.
Uitleg tussenwerpsels
Voorbeelden tussenwerpsels
Ouizoefeningen
Nederlands H4 Grammatica, blz. 126-127
Startopdracht
Opdracht 1-2-3-4
Hoe ging het?
Slide 2 - Diapositive
H4 Grammatica woordsoorten - tussenwerpsels
Tussenwerpsels zijn uitroepen.
(afgekort TW)
hè, oef, shit, klats, piefpafpoef, oei, auwie
Naar betekenis kun je de tussenwerpsels indelen in 4 groepen woorden:
Slide 3 - Diapositive
4 groepen tussenwerpsels
1) tussenwerpsels van bevestiging en ontkenning
ja, jaja, jawel, nee, nope, yes
Slide 4 - Diapositive
4 groepen tussenwerpsels
2) tussenwerpsels van emoties
(van verbazing, schrik, pijn)
au, ach, hoera, bah, foei, hèhè, oei
Slide 5 - Diapositive
4 groepen tussenwerpsels
3) tussenwerpsels van sociaal contact
hoi, houdoe, goedeavond, halt, pardon
Slide 6 - Diapositive
4 groepen tussenwerpsels
4) tussenwerpsels van klanknabootsing
miauw, waf, brrr, tok (toktok), plof, tuut (tuuttuut)
Slide 7 - Diapositive
tussenwerpsels
Sommige woorden kunnen behalve als tussenwerpsel ook als een andere woordsoort voorkomen, zoals
een bijwoord (BW)
of een zelfstandig naamwoord (ZN)
Slide 8 - Diapositive
tussenwerpsels
...ook als een andere woordsoort voorkomen...
een bijwoord (BW)
- Gelukkig (TW), dit karweitje zit er weer op.
- We hebben vandaag gelukkig (BW) kunnen uitristen.
Slide 9 - Diapositive
tussenwerpsels
...ook als een andere woordsoort voorkomen...
of een zelfstandig naamwoord (ZN)
- Top (TW), je hebt de toets foutloos gemaakt!
- Je kunt niet zomaar de top (ZN) van de berg bereiken.
Slide 10 - Diapositive
Zo herken je tussenwerpsels
- Tussenwerpsels zijn uitroepen
Tussenwerpsels zijn klanknabootsingen
- Tussenwerpsels staan meestal aan het begin of einde van een zin, vaak van de rest gescheiden door een komma
Slide 11 - Diapositive
Tussenwerpsels staan vaak aan het begin of aan het eind van een zin.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 12 - Quiz
Selecteer de zin met het tussenwerpsel.
A
Mijn vriend schreeuwde: "F*ck!"
B
Dat deed eigenlijk heel veel pijn.
Slide 13 - Quiz
Selecteer de zin met een tussenwerpsel
A
Oeps, mijn huiswerk vergeten te maken.
B
Daar hoorde ik gekraai.
Slide 14 - Quiz
Dat maakt toch niet uit, joh! Het tussenwerpsel in deze zin is
A
Dat
B
toch
C
niet
D
joh
Slide 15 - Quiz
Waarom is een tussenwerpsel geen zinsdeel?
A
Het heeft geen persoonsvorm
B
Het heeft geen onderwerp
C
Het maakt geen deel uit van de zin en wordt gescheiden door een komma
D
Het staat precies in het midden
Slide 16 - Quiz
Wat is het tussenwerpsel? Dat mag je niet meer doen, hoor!
A
dat
B
niet
C
doen
D
hoor
Slide 17 - Quiz
Noteer het tussenwerpsel
Oei, oei, oei dat was me weer een loei.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 18 - Quiz
Wat is een tussenwerpsel?
Auw, je hebt mij pijn gedaan!
A
pijn
B
je
C
Auw
D
hebt
Slide 19 - Quiz
Wat is het tussenwerpsel in deze zin?
Goh, wat maak je er een bende van!
A
Goh
B
er
C
van
D
!
Slide 20 - Quiz
Er zijn twee soorten tussenwerpsels: uitroepen en klanknabootsingen.
A
juist
B
onjuist
Slide 21 - Quiz
Wat voor soort tussenwerpsel staat in deze zin?
Sorry, mag ik u wat vragen?
A
sociaal contact
B
emotie
C
bevestiging en ontkenning
D
klanknabootsing
Slide 22 - Quiz
Je had ook voor deze toets moeten leren, sukkel!
Het tussenwerpsel in deze zin is
A
had
B
ook
C
toets
D
sukkel
Slide 23 - Quiz
Het woord 'jawel' komt voor als tussenwerpsel van bevestiging EN als bijwoord.
A
niet juist
B
juist
Slide 24 - Quiz
Tussenwerpsels Oh jeetje, nu ben ik verdikkeme mijn fiets kwijt!