1HV Lezen H4: Tekstverbanden en signaalwoorden

Welkom!
1 / 11
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 11 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Welkom!

Slide 1 - Diapositive

Deze les...
- Opening
- Doelen
- Uitleg theorie (maak aantekeningen!)
- Gezamenlijk lezen en maken opdr. 1, blz. 103
- Zelfstandig lezen en maken opdr. 2, blz. 104-105
- Afsluiting

Slide 2 - Diapositive

Doelen
- Ik kan tekstverbanden herkennen aan de hand van signaalwoorden.
- Ik kan chronologische, opsommende, tegenstellende en toelichtende verbanden in een tekst herkennen.
- Ik kan vragen over een tekst beantwoorden.

Slide 3 - Diapositive

Tekstverbanden en signaalwoorden
In een goede tekst hebben woorden, zinnen en alinea's iets met elkaar te maken. Die samenhang heet het verband in een tekst.
Door te letten op verbanden in de tekst, kun je de tekst beter begrijpen. 
Je kunt de verbanden herkennen aan signaalwoorden.

Slide 4 - Diapositive

Tekstverbanden en signaalwoorden
De komende lessen leer je vier tekstverbanden en de bijbehorende signaalwoorden:
1. chronologisch verband
2. opsommend verband
3. tegenstellend verband
4. toelichtend verband

Slide 5 - Diapositive

Chronologisch verband
- Beschrijft gebeurtenissen in de juiste tijdsvologorde.

- Signaalwoorden: vroeger, later, nu, eerst, daarna, 
  vervolgens, nadat, terwijl, straks, intussen, binnenkort, ...
  ook jaartallen en data

> Eerst gaan we pizza eten, daarna gaan we naar de bioscoop.

Slide 6 - Diapositive

Opsommend verband
- Noemt dingen achter elkaar op.

- Signaalwoorden: ten eerste, ten tweede, om te beginnen, 
  bovendien, ook, en, ten slotte, niet alleen... maar ook, ...
  ook liggende streepjes, getallen of 'dots'

> Sifra is gek op ballet. Ook houdt ze van paardrijden en turnen.

Slide 7 - Diapositive

Tegenstellend verband
- Noemt dingen die tegenover elkaar staan.

- Signaalwoorden: maar, tegenover, daarentegen, toch, echter, hoewel,
  ofschoon, ondanks dat, aan de ene kant ... aan de andere kant, ...

> De weerman had regenachtig weer voorspeld, toch scheen de zon 
   de hele dag.

Slide 8 - Diapositive

Toelichtend verband
- Geeft extra informatie bij een onderwerp, vaak in de vorm van een   
   voorbeeld.

- Signaalwoorden: bijvoorbeeld, zo, als, zoals, denk aan, neem nou, ...

> Jorn is goed in balsporten als hockey, tennis en voetbal.

Slide 9 - Diapositive

Boek erbij!
Gezamenlijk lezen en maken opdr. 1, blz. 103

Slide 10 - Diapositive

Aan de slag!
Huiswerk voor donderdag 3 maart

Zelfstandig lezen en maken opdr. 2, blz. 104-105
Leesboek meenemen

Slide 11 - Diapositive