3.3 Spelling KGT

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 1

3.3 Spelling (KGT)

Wat gaan we doen!

• Huiswerk bespreken
  
• Terugblikken op de vorige les
  
• Lesdoel bespreken
  
• Uitleg
  
• Aan de slag
  

Huiswerk bespreken!

4.2 Grammatica (gele snelhechter)

opdrachten 1 t/m 8

3.2 Grammatica (gele snelhechter)

opdrachten 7, 8 en 10

Terugblik

Ik weet dat de persoonsvorm niet altijd te vinden is met de pv proef.

Ik weet wat het werkwoordelijk gezegde is.

Benoem het WWG
Ze wilde met een mes een gaatje in haar riem maken.

Benoem het WWG
Toen is haar mes uitgeschoten.

Benoem het WWG
Ze kreeg het mes in haar lies.

Benoem de PV en WWG
Gelukkig is het goed met haar afgelopen.

Lesdoel

Ik weet hoe ik de persoonsvorm tegenwoordige tijd: Hij vorm schrijf.

Ik weet wat een heel werkwoord is.

Ik weet wat d werkwoorden zijn.

Persoonsvorm t.t.

Ik vorm:  Loop                                        groei

Hij vorm: loopt ( ik vorm +t)             groeit

Wanneer schrijf je de hij vorm?

• hij, zij of het voor of achter de pv. ( hij- Omar, Zij- mijn zus)
  
• je of jij voor de pv ( Jij maakt een salto)

D - werkwoorden

Bieden, leiden, antwoorden, verspreiden, vinden zijn 

d-werkwoorden.

Let maar op! 

ik bied, ik leid, ik antwoord, ik verspreid, ik vind

Bij de hij- vorm komt er nog een -t achter de -d. Let bij d- werkwoorden dus goed op. Ik vind - hij vindt

Persoonsvorm t.t. meervoud

Wij vorm = hele werkwoord

Dus: 

Wij maken een salto.

Jullie maken een salto

Maken zij een salto.

In plaats van zij kan er ook staan: de leerlingen, opa en oma, enz.

Aan de slag

Lezen: Alles behalve grenzen aan zinnen.

Maken opdracht 1 t/m 6

Wat heb je geleerd?

Ik weet hoe ik de persoonsvorm tegenwoordige tijd: Hij vorm schrijf.

Ik weet wat een heel werkwoord is.

Ik weet wat d werkwoorden zijn.