Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs.
Éléments de cette leçon
Welk antwoord over een polder klopt niet?
A
Het gemaal zorgt voor wegpompen van het water
B
De polder wordt beschermt door dijken
C
In polders zie je vaak heide en akkers
D
Het gebied ligt behoorlijk laag
Slide 1 - Quiz
Wat is een polder eigenlijk?
Slide 2 - Question ouverte
Wat voor water bevindt zich voornamelijk in de polder?
A
regenwater
B
zeewater
C
grondwater
D
rivierwater
Slide 3 - Quiz
Zo'n 200.000 jaar geleden was er een ijstijd in Nederland. Hoe heeft het landijs uit die tijd gezorgd voor de vorming van het landschap in Hoog Nederland?
Slide 4 - Question ouverte
Wat hoort bij elkaar? Sleep alle landschapskenmerken naar het juiste deel van Nederland.
Hoog NL
Laag NL
Vlak
Schapen
Veel gras
Slootjes
Reliëf
Bos en heide
Zeeklei
Stuwwallen
Terpen
Slide 5 - Question de remorquage
Waarom kom je in het zuiden van Nederland geen stuwwallen tegen?
Slide 6 - Question ouverte
Welke combinatie is juist?
A
1= stuwwal
2= landijs
3= zwerfsteen
B
1= stuwwal
3= landijs
4= zwerfsteen
C
1= smeltwater
2 = stuwwal
3 = zwerfsteen
D
2= zwerfsteen
3= smeltwater
4 = stuwwal
Slide 7 - Quiz
Beantwoord de volgende vragen: a: Hoe heet een steen zoals op de foto, die met het ijs naar NL is gekomen? b: Hoe noem je het proces waardoor de steen zijn ronde vorm heeft gekregen?
Slide 8 - Question ouverte
Beschrijf hoe deze steen hier in Nederland is neergelegd. Gebruik de woorden "landijs" en "smelten" in je antwoord.
Slide 9 - Question ouverte
Wat heeft dit plaatje met schapen te maken met het landschap in hoog-NL?
A
Leuke dieren in het landschap voor toeristen
B
Schapenpoep maakt zandgrond vruchtbaar
C
Eten plantjes weg zodat bomen goed groeien
D
Schapen lopen graag heuvel op
Slide 10 - Quiz
Wat voor landschappen hebben zich gevormd door de schapen?
A
Heide en stuifzandbergen
B
veenlandschap en heide
C
Stuwwallenlandschap en stuifzandbergen
D
Zeekleilandschap en veenlandschap
Slide 11 - Quiz
In welk deel van Nederland wilden de eerste bewoners het liefste wonen?
A
Hoog NL, omdat ze daar veilig waren voor overstromingen van de zee.
B
Laag NL, omdat de grond daar vruchtbaarder was.
Slide 12 - Quiz
Hoe zorgden de eerste bewoners van Laag NL er uiteindelijk voor dat ze daar toch veilig konden wonen?
Slide 13 - Question ouverte
Toen er nog geen dijken waren overstroomde de zee regelmatig delen van laag NL. Welk sediment legde de zee toen veel neer in het landschap?
Slide 14 - Question ouverte
Welk antwoord over zeeklei klopt niet?
A
Gaat liggen als water bijna stilstaat
B
Hoopt zich op langs de kust, waardoor nieuw land ontstaat
C
Is vaak te vinden als grondsoort in polders
D
Is erg onvruchtbaar
Slide 15 - Quiz
Je ziet hiernaast veen. Leg uit hoe dit kan ontstaan.
Slide 16 - Question ouverte
Op de foto zie je links de Waddenzee, in het midden een dijk en rechts het land. Welke zin klopt?
A
Het landschap links ligt lager dan rechts
B
Rechts van de dijk bevindt zich een polder
C
Links van de dijk bevindt zich een polder
D
Rechts van de dijk kan de zee nog steeds nieuwe zeeklei neerleggen.
Slide 17 - Quiz
In de Waddenzee (links) is het makkelijk om een nieuw stuk land erbij te maken. Waarom? Gebruik in je antwoord de woorden sedimentatie en dijk.