Bedrijfskunde Quiz Atelo22
1 / 12
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
1. Geef een voorbeeld van constante kosten
Slide 2 - Question ouverte
2. Geef een voorbeeld van variabele kosten
Slide 3 - Question ouverte
3. Kim heeft € 100.000 aan constante kosten per jaar. Zij maakt 50.000 producten. Wat zijn haar constante kosten per product?
Slide 4 - Question ouverte
4. Marko heeft € 40.000 aan variabele kosten. Hij heeft 20.000 producten gemaakt. Wat zijn de variabele kosten per product?
Slide 5 - Question ouverte
5. De kosten voor het verzenden van de verkochten producten valt onder:
A
Constante kosten
B
Variabele kosten
Slide 6 - Quiz
6. Iedere verzending moet jij verzekeren. Deze verzekeringskosten zijn dan?
A
Constante kosten
B
Variabele kosten
Slide 7 - Quiz
7. Huurkosten vallen onder?
A
Constante kosten
B
Variabele kosten
Slide 8 - Quiz
8. Inkoopkosten vallen onder?
A
Constante kosten
B
Variabele kosten
Slide 9 - Quiz
9. Loonkosten van vast personeel zijn:
A
Constante kosten
B
Variabele kosten
Slide 10 - Quiz
10. Marijn heeft € 100,- aan constante kosten en
€ 5,- aan variabele kosten per product.
Hij heeft 200 producent gemaakt.
Wat zijn de totale kosten van Marijn?
€ 5,- aan variabele kosten per product.
Hij heeft 200 producent gemaakt.
Wat zijn de totale kosten van Marijn?
A
€ 105,-
B
€ 1000,-
C
€ 5,50
D
€ 1100,-
