221101 psychose en ADHD

01-11-22

Schizofrenie en ADHD 
1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive
BSPMBOStudiejaar 3

Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 180 min

Éléments de cette leçon

01-11-22

Schizofrenie en ADHD 

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Doel van de les

  • Je weet wat schizofrenie is. Wat het verschil is tussen een psychose en schizofrenie en hoe beiden behandeld worden
  • Je weet wat ADHD is, wat de symptomen zijn en welke medicatie gebruikt wordt. 

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Psychose en schizofrenie

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Schizofrenie

Men spreekt van schizofrenie indien psychoses langdurig of meerdere malen optreedt en minstens 2 van onderstaande symptomen;
- wanen
- hallucinaties
- gedesorganiseerde spraak (bijv. ontsporend of onsamenhangend)
- ernstig gedesorganiseerd of katatoon gedrag
- extreem negativisme

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 9 - Lien

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Vraag 1: Geef een aantal voorbeelden van hallucinaties.

Slide 11 - Carte mentale

Het zien van bijzondere vormen in bijzondere kleuren Het horen van stemmen Het voelen (bijvoorbeeld van mieren op de huid) 
Vraag 2: Geef een aantal voorbeelden van wanen.

Slide 12 - Carte mentale

Achtervolgingswanen Grootheidswanen 
Vraag 3: Vorm je via internet een beeld van schizofrenie en omschrijf deze aandoening.

 
Een behandeling van schizofrenie gebeurt met langdurig gebruik van pillen en praten (in die volgorde).
Vraag 4: Waarom in die volgorde?

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Vraag 5: Verklaar waarom extrapiramidale bijwerkingen kunnen ontstaan bij het gebruik van antipsychotica.

Slide 14 - Question ouverte

Remming van de dopamine activiteit in het extrapiramidale systeem geeft pseudo parkinsonisme. 
Vraag 6: Geef een aantal voorbeelden van centraal werkende anticholinergica.

Slide 15 - Carte mentale

Biperideen (Akineton) Trihexyfenidyl (Artane) 
Een effectievere methode om de extrapiramidale bijwerkingen te verminderen, is het verhogen van de dopamine activiteit.
Vraag 7: Verklaar waarom deze methode niet kan worden toegepast bij patiënten die antipsychotica gebruiken.

Slide 16 - Question ouverte

Niet mogelijk, omdat door verhoging van de dopamine activiteit de psychose negatief wordt beïnvloed. 
Vraag 8: Noem de farmacotherapeutische groep van propranolol.

Slide 17 - Question ouverte

Betablokker
Vraag 9: Verklaar waarom propranolol wel en atenolol niet kan worden gebruikt.

Slide 18 - Question ouverte

Voor de behandeling van tremoren moeten de bèta -2 receptoren worden geblokkeerd. Atenolol is een selectieve bèta blokker en doet dit dus niet. Propranolol zal als niet selectieve bèta blokker de bèta -2 receptor wel blokkeren. 
Vraag 10: Noem een aantal verschijnselen die men ziet bij patiënten die last hebben van de bijwerking tardieve dyskinesie.
Een andere bijwerking die kan ontstaan is galactorroe. Hierbij zie je wat (moedermelk achtige) uitscheiding uit de tepels (ook bij mannen).
Vraag 11: Verklaar waarom deze bijwerking kan ontstaan.

Slide 19 - Diapositive

10. Ingehouden wangen Klakken van de tong
11. Antipyschotica verlagen de activiteit van dopamine (PIF). Weinig PIF geeft een verhoogde activiteit van prolactine. Hierdoor wordt de productie van moedermelk verhoogd. 
Vraag 12: Geef een aantal voorbeelden van typische antipsychotica die nog regelmatig in de praktijk worden gebruikt.

Slide 20 - Carte mentale

Haloperidol (Haldol) Pipamperon (Dipiperon) 
Vraag 13: Welke bijwerking verwacht je als de activiteit van histamine wordt geremd?

Vraag 14: Welke bijwerkingen verwacht je als de activiteit van acetylcholine wordt geremd?

Vraag 15: Wat is orthostatische hypotensie? 

Slide 21 - Diapositive

13. sedatie 
14. Anticholinerge bijwerkingen (droge mond, obstipatie, droge ogen, mictiestoornissen) 
De nieuwere antipsychotica (de atypische) hebben minder bijwerkingen en werken ook beter bij de behandeling van schizofrenie.
Vraag 16: Geef een aantal voorbeelden van deze geneesmiddelen.

Slide 22 - Carte mentale

Quetiapine (Seroquel) Risperidon (Risperdal) Olanzapine (Zyprexa) 
Vraag 17: Wat is het voordeel van druppels?

Slide 23 - Question ouverte

Kunnen ongemerkt worden toegediend 
Vraag 18: Wanneer geeft men een snelwerkende injectie?

Slide 24 - Question ouverte

In acute situaties als een direct effect gewenst is 
Vraag 19: Wanneer geeft men een langzaam werkende injectie?

Slide 25 - Question ouverte

Bij een lage therapietrouw 
Vraag 20: Zoek de betekenis op van granulocytopenie en agranulocytose. 

Slide 26 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Vraag 21: Kan mevrouw Vermeiden Haloperidol gebruiken tijdens de zwangerschap?

Slide 27 - Question ouverte

Vaak worden dit soort vragen gesteld om te controleren of de voorschrijvende arts wel een juiste arts is. Achter deze vraag zit dus achterdocht. Met het beantwoorden van de vraag moet je hier rekening mee houden. 
Het niet voorschrijven ervan geeft echter grotere risico’s voor de toekomstige moeder en kind. Met haloperidol is de meeste ervaring opgedaan en ondanks de bijwerkingen wordt het dan toch gebruikt. 

Kennisbank:
Bij gebruik van antipsychotica tot aan het einde van de zwangerschap kunnen onthoudingsverschijnselen en extrapiramidale stoornissen optreden bij de pasgeborene. Op basis van beperkte gegevens worden bij gebruik van haloperidol in het 1e en 2e trimester geen nadelige effecten verwacht.
vertel de patiënt dat plotseling stoppen met haloperidol gevaarlijk kan zijn voor haar en haar ongeboren kind; de mogelijke gevolgen voor moeder en kind van een psychose tijdens de zwangerschap zijn groter dan de mogelijke gevolgen van behandelen

Slide 28 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 29 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 30 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 31 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 32 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 33 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 34 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions