Werkwoordspelling en verwijzen

Ons kleine katje ___ vanmorgen de nieuwe bank stuk.
VT
A
krabt
B
krabte
C
krabde
D
krabbelde
1 / 26
suivant
Slide 1: Quiz
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1,2

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Ons kleine katje ___ vanmorgen de nieuwe bank stuk.
VT
A
krabt
B
krabte
C
krabde
D
krabbelde

Slide 1 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De wind ___ door de bomen.
VT
A
suisde
B
suiste
C
suisdde
D
suistte

Slide 2 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Zet de zin in de verleden tijd:
"Ik haast me naar het werk."

Slide 3 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Ik ___ je gisteren bij de vergadering.
VT
A
miste
B
mistte
C
misde
D
misdde

Slide 4 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Ik (vinden) mijn kat erg leuk.
A
vind
B
vindt

Slide 5 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Het (gebeuren) niet vaak dat ik de les niet leuk vind.
A
gebeurt
B
gebeurd

Slide 6 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Het is niet vaak (gebeuren) dat ik de les niet leuk vond.
A
gebeurt
B
gebeurd

Slide 7 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hij voelde zich vorige week enorm ____ (stressen)
A
gestrest
B
gestresst
C
gestresd
D
gestressd

Slide 8 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Jullie hebben waarschijnlijk nog nooit een brief ...
A
gefaxt
B
gefaxet
C
gefaxd
D
gefaxed

Slide 9 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

In dat kleine huis hebben vroeger veel gezinnen tegelijk ...
A
geleven
B
geleefd
C
geleeft

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De voetballer ... na zijn winnende treffer
A
juichde
B
joech
C
juichte
D
jooch

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is juist?
Jan en Peter ... Ingrid met een cadeau
A
verrasten
B
verraste
C
verrastten
D
verrasden

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de juiste vorm van het werkwoord?
Hij (landen) op Schiphol.
A
land
B
landt
C
lant

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Goed of fout?
Tip: Het gaat om het woordje 'betaald'. Het hele werkwoord is 'betalen'.

Slide 14 - Diapositive

Bron: Advertentiekronkels. Met dank aan F. Bierling


Goed of fout?

Slide 15 - Diapositive

(Het hele werkwoord: steunen. De stam: steun)
Bron: Taalfouten spotten.

Weet je wel wat het beteken.... als je werkwoordspelling echt beheerst!
A
betekend
B
betekent
C
betekendt

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

wat is goed?
Hij (verhuizen) ........... (v.t.) naar Bali.
A
verhuis
B
verhuiste
C
verhuist
D
verhuisde

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is het juiste vd?
Mijn nichtje is vorig jaar....(verhuizen)
A
verhuist
B
verhuisd
C
verhuizt
D
verhuizd

Slide 18 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de juiste VD? Mijn kamer wordt.....(verven)
A
geverfd
B
geverft
C
gevervd
D
gevervt

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Verwijzen
Luister eerst naar de uitleg op de Powerpointdia's

Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Ik bericht over het jongetje ... een ongeluk kreeg
A
die
B
dat
C
wat

Slide 21 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Dat hij in het ziekenhuis terechtkwam, is iets ... ik heel erg vond
A
die
B
dat
C
wat

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Het was heel koud vanochtend, ... ik niet prettig vond
A
die
B
dat
C
wat

Slide 23 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Er is weinig ... mij kan boeien
A
die
B
dat
C
wat

Slide 24 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Ik zie daar de regenboog ... prachtig afsteekt tegen de wolken
A
die
B
dat
C
wat

Slide 25 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Het aantal mensen ... door mij heen praten, is erg hoog
A
die
B
dat
C
wat

Slide 26 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions