Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Vandaag Hst 35
Wat zijn hoofd- en bijzinnen en hoe je herken je deze.
Ook leer je wat nevenschikkend en onderschikkend betekent
Slide 2 - Diapositive
Leerdoelen Hst 35
Slide 3 - Diapositive
Welke soorten grammatica ken je ook weer?
Slide 4 - Question ouverte
Welke vraag kun je bij woord benoemen krijgen?
A
Zoek de persoonsvorm
B
Hoe vind je het lv in een zin?
C
Benoem het naamwoordelijk gezegde
D
Wat is een voornaamwoord?
Slide 5 - Quiz
Welke vraag kun je bij zinsontleden (ook wel redekundig ontleden) krijgen?
A
Zoek de persoonsvorm
B
Zoek de bijvoeglijk naamwoorden
C
Is het een sterk of zwak werkwoord
D
Wat is een voornaamwoord?
Slide 6 - Quiz
Onderdeel van redekundig ontleden ofwel zinsdelen benoemen
Slide 7 - Diapositive
Is dit één zin of twee?
De man die daar in zijn eentje liep, doet heel erg raar.
Slide 8 - Diapositive
Je kunt ook zeggen
De man doet heel erg raar.
Slide 9 - Diapositive
Maar het is één zin
Die is samengesteld uit twee zinnen, net als
"De Minister houdt een persconferentie voor journalisten en vertelt dat het Kabinet opnieuw versoepelingen uitstel"
Slide 10 - Diapositive
Voordat we naar de theorie gaan (dus niet gehinderd door enige kennis): probeer een samengestelde zin te maken
Slide 11 - Question ouverte
Lees zelf blz. 142
Wat zijn hoofd- en bijzinnen en hoe je herken je deze.
Wat betekent nevenschikkend en onderschikkend?
Slide 12 - Diapositive
Slide 13 - Diapositive
Slide 14 - Diapositive
Slide 15 - Diapositive
Onthoud
Je neef is op jouw niveau qua generatie
Dus 'nevenschikkend' betekent beide zelfde niveau, beide hoofdzinnen
Slide 16 - Diapositive
Slide 17 - Diapositive
Slide 18 - Diapositive
Let op:
Je kunt ook zinnen met drie (of zelfs meer) zinnen hebben.
Iedere zin is een soort bouwsteen voor de totale zin.
Slide 19 - Diapositive
Slide 20 - Diapositive
Slide 21 - Diapositive
Maken
Vraag 1, 2, 3
blz. 143
Slide 22 - Diapositive
Vraag 1
a is, kunnen; samengestelde zin
b kunnen; enkelvoudige zin
c is, kunt; samengestelde zin
d koopt, staan; samengestelde zin
e zorgt, worden; samengestelde zin
f blijft; enkelvoudige zin
g is; enkelvoudige zin
h is; enkelvoudige zin
Slide 23 - Diapositive
Vraag 2
a HZ-BZ; onderschikking
b BZ-HZ; onderschikking
c HZ-HZ; nevenschikking
d BZ-HZ; onderschikking
e HZ-BZ; onderschikking
f HZ-BZ-zelfde HZ; onderschikking
g HZ-HZ; nevenschikking
h HZ-BZ; onderschikking
Slide 24 - Diapositive
Vraag 3
De zinnen zijn samengesteld uit meer dan twee zinnen.
a In 1665 beschreef Christiaan Huygens (HZ) hoe zijn zelfgemaakte slingerklokken gelijk begonnen te tikken (BZ) als ze naast elkaar hingen (BZ).
b Het gaat heel goed met YouTuber Nina Houston (12) (HZ) want ze heeft al meer dan 150.000 abonnees (HZ) en daarom vroeg Kidsweek haar het hemd van het lijf (HZ).
Slide 25 - Diapositive
Vraag 3
c De tweede aflevering bleek opnieuw de moeite waard (HZ), maar haalde het niet bij de eerste uitzending (HZ) waarin wereldwijd gescoord werd met een grappig filmpje (BZ).
d Het poppodium TivoliVredenburg maakte na de opening in juni 2014 een moeilijke start door (HZ) omdat de bouwkosten van de muziektempel zo uit de hand waren gelopen (BZ) dat de huisvestinglasten (te) zwaar op de begroting drukten (BZ).
Slide 26 - Diapositive
Wie is er vrijdag?
Ik niet
Ik wel
Afhankelijk van of suikerfeest vrijdag is of niet
Dat weet ik virjdag ochtend
Geen idee
Slide 27 - Sondage
Geleerd R & T1
Slide 28 - Diapositive
Persoonsvorm
Is altijd een werkwoord
In elke zin staat een persoonsvorm
Je vindt de persoonsvorm door de tijd- of de getalproef ( of door de zin vragend te maken)