Oefentoets TL3 hoofdstuk 3 en 4 Economie

Oefentoets 
In deze oefentoets ga je de stof van hoofdstuk 3 en 4 nog een keer bij langs. Zorg dat je dit maakt als oefening voor de toets van dinsdag 13 april. 

Succes met de voorbereidingen! 
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Oefentoets 
In deze oefentoets ga je de stof van hoofdstuk 3 en 4 nog een keer bij langs. Zorg dat je dit maakt als oefening voor de toets van dinsdag 13 april. 

Succes met de voorbereidingen! 

Slide 1 - Diapositive

Wat is chartaal geld?
A
Geld dat bestaat uit munten en bankbiljetten
B
Geld dat op je bankrekening staat, plus munten en bankbiljetten
C
Geld dat op je betaalrekening staat
D
Geld dat op je spaarrekening staat

Slide 2 - Quiz

Is betalen met een pinpas een vorm van directe tuil of van indirecte ruil. Leg je keuze uit.

Slide 3 - Question ouverte

Lees de onderstaande zinnen en geef aan of ze juist of onjuist zijn.
Juist 
Onjuist 
1) Je kunt alleen sparen bij een bank waar je ook andere rekening hebt. 
2) Als de rente de komend tijd stijgt, is een spaardeposito voordelig
3) Sparen is een snelle manier om wat extra's te verdienen 
4) Enkelvoudige rente is een andere uitdrukking voor variabele rente

Slide 4 - Question de remorquage

Lukas heeft op zijn spaarrekening €4100 staan. De rente is 3,2%. Hoeveel rente krijgt Lukas in drie jaar met enkelvoudige rente?
A
€131,20
B
€262,40
C
€393,60
D
€406,33

Slide 5 - Quiz

Rinze heeft een lening afgesloten van €11.000. De kredietkosten bedragen €2300. Rinze betaalt deze lening in vijf jaar terug. Bereken het termijnbedrag wat hij elke maand moet betalen.

Slide 6 - Question ouverte

Guus koopt een nieuwe auto. Het bedrag dat hij tekort komt gaat hij lenen. Waarom kan hij voor deze aankoop beter een persoonlijke lening dan een salariskrediet nemen?

Slide 7 - Question ouverte

De rente op een spaardeposito is hoger dan de rente die je op een spaarrekening krijgt. Geef hiervoor een verklaring.

Slide 8 - Question ouverte


Meri gaat op vakantie naar Kenia. Ze wisselt €100 in voor Keniaanse Shillings. Bereken hoeveel Shillings ze ontvangt

Slide 9 - Question ouverte


Jorn komt net terug van een reis naar China en de VS. Hij wisselt 500 yuan en 250 dollar om naar euro's. Bereken welk bedrag hij krijgt. 

Slide 10 - Question ouverte

Noem twee verschillen tussen een persoonlijke lening en een doorlopend krediet.

Slide 11 - Question ouverte

Milan heeft zijn huis verzekerd tegen brand- en stormschade. Welke verzekering heeft hij hiervoor afgesloten?
A
Aansprakelijkheidsverzekering
B
Inboedelverzekering
C
Opstalverzekering
D
WA-verzekering

Slide 12 - Quiz

Irene had in haar vooruit een sterretje wat nu is uitgegroeid tot een barst. De voorruit moet worden vervangen. De verzekering dekt de schade, maar Irene heeft wel een eigen risico van €155. De nieuwe ruit kost €311,50. Hoeveel procent van de schade wordt door de verzekering gedekt?

Slide 13 - Question ouverte

Nigel sluit een verzekering af. De premie is €110,25, de poliskosten zijn €9,50. Bereken de verzekeringskosten in het tweede jaar houdt rekening met 21% assurantiebelasting.
A
€110,25
B
€119,75
C
€133,40
D
€144,90

Slide 14 - Quiz

Voor de volgende twee opdrachten je deze tabel nodig

Slide 15 - Diapositive

Sandy staat op trede 14 van de bonusmalus-ladder, maar ze moet dit jaar schade melden. Hoeveel procent korting krijgt ze in het volgende jaar nog op haar brutopremie?
A
55%
B
65%
C
72,5%
D
75%

Slide 16 - Quiz

Michael heeft 10 jaar zonder schade gereden. Zijn brutopremie is €500. Bereken de nettopremie die hij moet betalen aan de verzekeringsmaatschappij.

Slide 17 - Question ouverte

Chris heeft een zorgverzekering met een premie van €82 per maand. Als Chris de premie voor een heel jaar in een keer betaalt geeft de verzekeraar 3% korting. Bereken welk bedrag Chris hiermee kan besparen.

Slide 18 - Question ouverte

Als gevolg van een overstroming heeft Pascal €7000 schade. Volgens zijn polis is zijn inboedel verzekerd voor €35.000. De werkelijke waarde van Pascals inboedel is €39.000. Bereken de schadevergoeding die Pascal krijgt.

Slide 19 - Question ouverte

Lees de onderstaande zinnen en geef aan of ze juist of onjuist zijn.
Juist 
Onjuist 
1) De dekking geeft aan waar je precies voor verzekerd bent.
2) De financiële gevolgen van een schade worden vergoed door de verzekerde
3) De overheid beslist hoeveel je voor een verzekering moet betalen
4) Wie geen ziektekostenverzekering afsluit, overtreedt de wet 

Slide 20 - Question de remorquage

Einde van de toets

Succes met leren en alvast een fijn weekend gewenst!

 

Slide 21 - Diapositive