Bakchai 833-839

• Grieks
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 5

833: Πέπλοι ποδήρεις en µίτρα

Dit is het antwoord op de vraag in 832

Πέπλοι ποδήρεις is poëtisch meervoud

In welke naamval staan
Πέπλοι ποδήρεις en µίτρα?

1. nom
2. gen
3. dat
4. acc

In welke naamval staat κάρᾳ?

1. nom
2. gen
3. dat
4. acc

In welke tijd staat ἔσται?

In welke vorm staat προσθήσεις?

1. 2e ev ind aor A
2. 2e ev ind fut A
3. nom ev m ptc aor A
4. nom ev m ptc fut A

Met welk woord congrueert τι?

1. τοῖσδ᾽
2. ἄλλο
3. ἐµοί
4. ingesloten onderwerp

Welke functie heeft τι ... ἄλλο ?

1. onderwerp
2. naamwoordelijk deel
3. lijdend voorwerp
4. praedicatieve bepaling

In welke naamval staat τοῖσδ᾽ dan?

1. nom
2. gen
3. dat
4. acc

In welke naamval staat ἐµοί dan?

1. nom
2. gen
3. dat
4. acc

Θύρσον en στικτὸν δέρος

Dit is het anwoord op de vraag in 835

Welke naamval en functie hebben
Θύρσον en στικτὸν δέρος?

1. nom - onderwerp
2. nom - naamwoordelijk deel
3. acc - lijdend voorwerp
4. acc - praedicatieve bepaling

In welke naamval staat χειρὶ?

1. nom
2. gen
3. dat
4. acc

In welke naamval staat νεβροῦ?

1. nom
2. gen
3. dat
4. acc

In welke vorm staat δυναίµην?

1. 1e ev ind prae M
2. 1e ev conj prae M
3. 1e ev opt prae M
4. 1e ev ind aor M

Welk gebruik van de optativus (+ἂν) hebben we hier?

θῆλυν ... στολήν
Welk stilistisch middel is hier toegepast?

Welke naamval en functie heeft
θῆλυν στολήν?

1. nom - onderwerp
2. nom - naamwoordelijk deel
3. acc - lijdend voorwerp
4. acc - praedicatieve bepaling

In welke vorm staat ἐνδῦναι?

1. dat ev v
2. nom mv v
3. inf prae A
4. inf aor A

In welke vorm staat θήσεις?

1. 2e ev ind aor A
2. 2e ev ind fut A
3. nom ev m ptc aor A
4. nom ev m ptc fut A

Welke naamval en functie heeft
αἷµα?

1. nom - onderwerp
2. nom - naamwoordelijk deel
3. acc - lijdend voorwerp
4. acc - praedicatieve bepaling

In welke tijd staat het ptc συµβαλὼν?

1. praesens
2. aoristus
3. futurum
4. perfectum

Welke naamval en functie heeft
βάκχαις?

1. nom ev- onderwerp
2. dat ev- meewerkend voorwerp
3. nom mv- onderwerp
4. dat mv - aanvulling

Welke naamval en functie heeft
µάχην?

1. nom - onderwerp
2. nom - naamwoordelijk deel
3. acc - lijdend voorwerp
4. acc - praedicatieve bepaling

Tot welke woordsoort behoort Ὀρθῶς?

Gaat χρὴ hier met een infitivus of met een ACI?

1. inf
2. ACI

µολεῖν χρὴ πρῶτον εἰς κατασκοπήν.

Als je dit ziet als een ACI dan moet je με aanvullen als onderwerp

In welke tijd staat de infinitivus µολεῖν?

1. praesens
2. aoristus
3. futurum
4. perfectum

Welke naamval en functie heeft
κατασκοπήν?

1. acc- lijdend voorwerp
2. acc- BwB
3. acc - onderwerp ACI
4. acc - praedicatieve bepaling

vul ἐστί aan

Σοφώτερον is een comparativus, dit wordt vaak gevolgd door ἢ of een genitivus comparationis

Hoe noem je het als er een woord wordt weggelaten?

Welke naamval en functie heeft
Σοφώτερον?

1. nom - onderwerp
2. nom - naamwoordelijk deel
3. acc - lijdend voorwerp
4. acc - praedicatieve bepaling

In welke vorm staat θηρᾶν?

1. nom ev o
2. acc ev o
3. inf prae A
4. inf aor A

Welke naamval is κακοῖς?

1. nom
2. gen
3. dat
4. acc

Hoe is deze dativus gebruikt?

1. causae
2. instrumenti
3. modi
4. commodi

Welke naamval en functie heeft
κακά?

1. nom - onderwerp
2. nom - naamwoordelijk deel
3. acc - lijdend voorwerp
4. acc - praedicatieve bepaling