Standaardtaal

• Nederlands
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Standaardtaal

Waar ging dit liedje over?

Waar ging dit liedje over?

Lesdoelen

Aan het eind van deze les weet je wat het begrip standaardtaal betekent.

Aan het eind van deze les heb je een eigen mening over de verleden tijd van willen.

Aan het eind van deze les heb je een eigen mening over het spreken van dialect.

Standaardtaal

• Het algemeen bruikbaar Nederlands.
• Het Nederlands dat je leest.
• Het Nederlands dat je hoort in de media.

Dialect

• Wijkt af van de standaardtaal.
• Hoort bij een bepaald gebied. 
• Heeft andere woorden dan de standaardtaal.

Voorbeeld:

Mijn moeder -> ons mam

Accent

• Dezelfde woorden als de standaardtaal.
• De woorden worden soms anders uitgesproken. 

Voorbeeld:

Niet -> nie

En jij?

• Gebruik je veel standaardtaal?
• Spreek je vaak in dialect?
• Heb je een accent?

Welke Brabantse woorden ken je?

Vt willen

Wat is de verleden tijd van willen?

Wilde? Wou? Wouden? Wilden? Wouwen? Wouen?

Opdracht 1

Wat vind ik zelf?

Geef antwoord op de volgende vragen:

• Wat zeg ik?
• Wat schrijf ik?
• Wat vind ik goed/fout?

Opdracht 2

Wat vindt de rest?

Maak een groepje van vier en geef antwoord op de volgende vragen:

• Zeggen/schrijven we hetzelfde of andere dingen?
• Wat horen we vaak?
• Wat vinden we goed/fout?

Opdracht 3

Hoe zit het nu?

Ga met je groepje op zoek naar de regels. Zet de bron erbij op je blaadje.

Opdracht 4

Laat maar zien!

Schrijf de regels die jij hebt gevonden op het bord.

Lesdoelen

Aan het eind van deze les weet je wat het begrip standaardtaal betekent.

Aan het eind van deze les heb je een eigen mening over de verleden tijd van willen.

Aan het eind van deze les heb je een eigen mening over het spreken van dialect.

Wat vind jij van dialect?