herhaling

Hiernaast zie je het skelet van een eekhoorn.
Wat stellen de nummers 9, 11 en 14 voor?
A
9 = middenhandsbeentjes, 11 = scheenbeen, 14 = spaakbeen
B
9 = middenvoetsbeentjes, 11 = kuitbeen, 14 = ellepijp
C
9 = voetwortelbeentjes, 11 = scheenbeen, 14 = spaakbeen
D
9 = middenvoetsbeentjes, 11 = scheenbeen, 14 = ellepijp
1 / 10
suivant
Slide 1: Quiz

Cette leçon contient 10 diapositives, avec quiz interactifs.

Éléments de cette leçon

Hiernaast zie je het skelet van een eekhoorn.
Wat stellen de nummers 9, 11 en 14 voor?
A
9 = middenhandsbeentjes, 11 = scheenbeen, 14 = spaakbeen
B
9 = middenvoetsbeentjes, 11 = kuitbeen, 14 = ellepijp
C
9 = voetwortelbeentjes, 11 = scheenbeen, 14 = spaakbeen
D
9 = middenvoetsbeentjes, 11 = scheenbeen, 14 = ellepijp

Slide 1 - Quiz

Wat is de functie van gewrichtssmeer?

Slide 2 - Question ouverte



      Met welk nummer is de meniscus   
      aangegeven en met welk nummer 
      het kraakbeenlaagje ?

Slide 3 - Question ouverte


Welke van de vier antwoorden is juist?
A
4 = voorhoofdsbeen; 9 = wiggenbeen
B
5 = wandbeen; 6 = neusbeen
C
7 = slaapbeen; 9 = jukboog
D
5 = achterhoofdsbeen; 1 = bovenkaak

Slide 4 - Quiz

Wat gebeurt er als de antagonist
van de buigspier van het
rechterbeen zich samentrekt?
A
Dan buigt het rechterbeen zich.
B
Dan strekt het rechterbeen zich.
C
Dan buigt het linkerbeen zich.
D
Dan strekt het linkerbeen zich.

Slide 5 - Quiz

Bekijk de afbeelding.
Welk bot is gebroken?
A
Het dijbeen
B
Een middenhandsbeentje
C
Het opperarmbeen
D
Een rib

Slide 6 - Quiz

Hiernaast zie je het skelet van een eekhoorn.
Wat stellen de nummers 2, 5 en 6 voor?
A
2 = borstwervel, 5 = lendenwervel, 6 = staartbeen
B
2 = halswervel, 5 = borstwervel, 6 = heiligbeen
C
2 = halswervel, 5 = lendenwervel, 6 = staartbeen
D
2 = borstwervel, 5 = lendenwervel, 6 = heiligbeen

Slide 7 - Quiz

Noteer een voedselketen bestaande uit vier schakels uit de informatie.


Slide 8 - Question ouverte

Deze symbiose is...
A
Mutualisme
B
Parasitisme
C
Commensalisme

Slide 9 - Quiz

In de Oosterschelde ligt een zandplaat die nu nog maar zelden droogvalt. De bodem van die zandplaat bevat meer schelpdieren dan voor de komst van de Oosterscheldedam.
Het aantal algen en het aantal vogels hangen beide samen met de toename van het aantal schelpdieren.

Leg uit wat de invloed is van het aantal algen op het aantal schelpdieren. En hoe dit vervolgens invloed heeft op het aantal vogels.

Slide 10 - Question ouverte