Constante kosten en variabele kosten

Leerdoelen:
1. Je kent de betekenis van de integrale kostprijs.
2. Je kan de integrale kostprijs berekenen.


1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
BedrijfseconomieMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Leerdoelen:
1. Je kent de betekenis van de integrale kostprijs.
2. Je kan de integrale kostprijs berekenen.


Slide 1 - Diapositive

Kosten

Slide 2 - Carte mentale

Standaard kostprijs
Na deze les weet je het verschil tussen:
Constante kosten
Variabele kosten
Normale productie of omzet
Werkelijke productie of omzet

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Constante kosten= vaste kosten
Deze kosten zijn er iedere maand, kwartaal of jaar weer.

Deze kosten stijgen of dalen NIET als er weinig of veel verkocht wordt
Variabele kosten 
Deze kosten hebben alles te maken met hoeveel je verkoopt.

Deze kosten stijgen of dalen WEL als er weinig of veel verkocht wordt.

Slide 5 - Diapositive

Verdeling kosten

Slide 6 - Diapositive

Wat is een constante kost
A
Inkoop
B
Seizoens medewerker
C
Autoverzekering
D
Benzine

Slide 7 - Quiz

Zoek een voorbeeld/plaatje van een constante kost op het internet of vanuit je telefoon.

Slide 8 - Question ouverte

Wat is een variabele kost
A
Inkoop
B
Loon vaste medewerker
C
Huur
D
Opstalverzekering

Slide 9 - Quiz

Zoek een voorbeeld/plaatje van een variabele kost?

Slide 10 - Question ouverte

Constante kosten
Variabele kosten
Machines
Afschrijvingskosten
Huur
Fietsonderdelen
Loon oproepkrachten
Loon in vaste dienst
Reclamekosten
Verpakkingsmateriaal

Slide 11 - Question de remorquage

Als je 24 paardenboxen hebt dan weet je hoeveel werk en dus personeel je moet hebben om deze paarden te verzorgen, voeren en te mesten.






Normale productie/ omzet

Slide 12 - Diapositive

Een evenement is niet dagelijks en is extra op de normale productie



    Variabele kosten

Slide 13 - Diapositive

Constante kosten = C
Normale productie/omzet = N

C
N

Worden vaak in het begin van het kalenderjaar opgesteld.
Variabele kosten = V
Werkelijke productie/omzet = W

V
W

Kunnen vaak pas aan het einde van het kalenderjaar vastgesteld worden.

Slide 14 - Diapositive

C
N
Aan het begin van het jaar de kosten vaststellen. Contracten worden opgesteld in januari. Salarissen van het vaste personeel. De hypotheek of huur kosten. 
De productie of omzet kan wordt vastgesteld aan de hand van de stallen of personeel aantallen of vierkanten meters van de winkel. 

Slide 15 - Diapositive

V
W
Aan het einde van het jaar weet je wat de kosten waren die direct te maken hebben met de omzet. Inkoop van voorraad voor de winkel en voer voor de paarden zijn voorbeelden van variabele kosten.
Je weet dan ook hoeveel je werkelijk hebt verkocht (omzet) of geproduceerd.

Slide 16 - Diapositive

Integrale kostprijs 

Is vaak voor diensten 

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Vidéo

Een bedrijf heeft €150.000,- aan constante kosten, € 350.000,- aan variabele kosten. De normale productie is 30.000 stuks en de werkelijke productie is 32.000 stuks. Bereken de integrale kostprijs.
A
€ 16,62
B
€ 16,67
C
€ 15,67
D
€ 15,94

Slide 19 - Quiz

Snap je nu hoe je prijs kunt berekenen voor je dienst?
😒🙁😐🙂😃

Slide 20 - Sondage