5.4 Een instructie schrijven - les 1

Leerdoel bij 5.4 Schrijven
- Je leert hoe je een instructie schrijft.


Maar eerst..........

1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

Leerdoel bij 5.4 Schrijven
- Je leert hoe je een instructie schrijft.


Maar eerst..........

Slide 1 - Diapositive

Wat weet je nog over schrijven en formuleren?

Opfrisquiz 

Slide 2 - Diapositive

In een informatieve tekst zitten...
A
vooral feiten
B
vooral meningen
C
minimaal 3 argumenten
D
subjectieve zinnen

Slide 3 - Quiz

Voorbeelden van verwijswoorden zijn
A
de, het, een
B
ten eerste, ten tweede, ten derde
C
zij, hem, haar, zijn, die
D
tenslotte, uiteindelijk

Slide 4 - Quiz

Kies het juiste verwijswoord:
Je zet de koekenpan op het fornuis. Je verwarmt ..... op het vuur.
A
hij
B
hem
C
haar
D
zij

Slide 5 - Quiz

Kies het juiste verwijswoord:
Je doet een stukje boter in de pan en laat ... smelten.
A
hij
B
hem
C
haar
D
het

Slide 6 - Quiz

Kies het juiste verwijswoord:
Ik kreeg een pakket met de post. ..... had ik besteld bij een webshop.
A
die
B
dat
C
haar
D
het

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Vidéo

Waar denk jij aan bij
een instructie?
(noem tekstvormen)

Slide 9 - Carte mentale

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Wat vind jij prettiger; een schriftelijke of een mondelinge instructie?
A
schriftelijk
B
mondeling

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Diapositive

Wat is een instructie?
A
Presentatie van een programma
B
Stap voor stap uitleg hoe je iets moet doen
C
Rondleiding als je nieuw bent
D
Recepten op papier

Slide 14 - Quiz

Een instructie is een
(noem de juiste tekstsoort)
A
Informerende tekst
B
Overtuigende tekst
C
Amuserende tekst
D
Activerende tekst

Slide 15 - Quiz

Bij een instructie gebruik je korte en duidelijk zinnen.
A
waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quiz

Een instructie is ALTIJD genummerd.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quiz

Bij een instructie begin je iedere zin met:
A
een signaalwoord van opsomming
B
een bullet
C
een werkwoord in de gebiedende wijs
D
een plaatje

Slide 18 - Quiz

Samenwerken
- Je hebt een instructie geschreven
   (hoe kom ik het snelst van lokaal 243 naar de hoofdingang)
- Werk samen opdracht 2a/2b uit (beoordelingsformulier)
- Voer de instructies uit in duo's en bepaal welke instructie de     
   duidelijkste/snelste is

Slide 19 - Diapositive

Hoe vond je de les gaan?
😒🙁😐🙂😃

Slide 20 - Sondage

Weet je wat een instructie is en waar die aan moet voldoen?
😒🙁😐🙂😃

Slide 21 - Sondage