Bijwoorden van tijd: gisteren, zonet, even, binnenkort, pas, onmiddellijk, altijd…
Bijwoorden van plaats/richting: buiten, opzij, thuis, inwaarts, bergop…
Bijwoorden van wijze: zachtjes, fluisterend, geïrriteerd…
Bijwoorden van frequentie: vaak, soms, doorgaans, telkens…
Bijwoorden van graad: enigszins, zeer, uitermate, hartstikke, nogal, te…
Bijwoorden van onbepaaldheid: ergens, nooit, nergens, altijd…