19 sept

Fijn dat je er bent!
Goedemorgen!

Fijn dat je er bent. 
1 / 45
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2Middelbare schoolvmbo lwoo, bLeerjaar 1

Cette leçon contient 45 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 200 min

Éléments de cette leçon

Fijn dat je er bent!
Goedemorgen!

Fijn dat je er bent. 

Slide 1 - Diapositive

meervoud met -s
haven -> havens (+s)
baby -> baby's (+'s)
(Bij woorden die eindigen op klinkers of de y)
tv -> tv's (+'s)
(Afkortingen)

Slide 2 - Diapositive

meervoud met -s

Slide 3 - Diapositive

hoor je geen ǝ ?
Hoor je geen ǝ in de laatste lettergreep dan is het meervoud +en.
1 bloem
5 bloemen

Slide 4 - Diapositive

meervoud met -en
deur -> deuren   (+en)
tas -> tassen    (+sen)
poot -> poten    (-o+en)
golf -> golven    (f=v+en)
vaas -> vazen    (s=z+en)

Slide 5 - Diapositive

meervoud +en

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Lien

Klare Taal
Grammatica les 8: 
het meervoud

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

meervoud
Ik weet wanneer ik -s, -'s-en gebruik in het meervoud.

Slide 15 - Diapositive

hoor je ǝ ?
Hoor je ǝ in de laatste lettergreep dan is het meervoud + s.
1 lepel
5 lepels

Slide 16 - Diapositive

meervoud +s
Is de laatste klank van het woord een klinker dan is het meervoud +s.

Slide 17 - Diapositive

Wat is het meervoud van:
de sok
A
de soks
B
de sok's
C
de sokken
D
het sokken

Slide 18 - Quiz

Meervoud is altijd
A
De
B
Het

Slide 19 - Quiz

Meervoud: wat is het meervoud van piano?
A
pianos
B
pianoos
C
piano's
D
pianoo's

Slide 20 - Quiz

Wat is het meervoud?
A
tarten
B
tartten
C
taarten
D
taartten

Slide 21 - Quiz

Wat is het meervoud?
A
taken
B
takken
C
taaken
D
taakken

Slide 22 - Quiz

Wat is het meervoud?
A
granen
B
grannen
C
graanen
D
graannen

Slide 23 - Quiz

Prinsjesdag

Slide 24 - Diapositive

Prinsjesdag

Slide 25 - Diapositive

7

Slide 26 - Vidéo

00:20
Op welke dag is Prinsjesdag?

Slide 27 - Question ouverte

00:24
Wat staat er in een troonrede?
A
De plannen die de regering heeft voor dit jaar.
B
Of de plannen zijn gelukt van vorig jaar.
C
Het nieuws van september.

Slide 28 - Quiz

01:45
Wat is een ervaringsdeskundige?
A
Iemand die weet hoe het koffertje gemaakt is .
B
Iemand die weet hoe je het koffertje openmaakt.
C
Iemand die weet hoe het zit. Deze weet wat er in het koffertje zit.

Slide 29 - Quiz

02:37
Wat staat er in de Miljoenennota?

Slide 30 - Question ouverte

03:07
Wat staat er in de Rijksbegroting.

Slide 31 - Question ouverte

05:14
Wat gaan de ministers doen met de plannen?

Slide 32 - Question ouverte

00:24
Wat leest de Koning voor?
A
de begroting
B
de troonrede
C
het regeringsnieuws

Slide 33 - Quiz

Wat leest koning Willem-Alexander voor?

Slide 34 - Question ouverte

Op welke dag is het Prinsjesdag?
A
dinsdag in september
B
de derde dinsdag in september
C
elke dinsdag in september
D
de derde dinsdag in november

Slide 35 - Quiz

Wat staat er in de troonrede?

Slide 36 - Carte mentale

Zelfstandig werken
Disk, Lowan, Diglin of werkbladen.

Slide 37 - Diapositive

6

Slide 38 - Vidéo

01:24
Wat betekent 'meestal'?

Slide 39 - Question ouverte

02:00
Wat is naaien?
A
kleren kleuren
B
kleren kopen
C
kleren maken
D
kleren in de kast stoppen

Slide 40 - Quiz

03:34
Waarom moet Daan ook water drinken van zijn moeder?
A
Cola is ongezond.
B
De cola is op.
C
Cola is gezond.
D
Cola is niet lekker.

Slide 41 - Quiz

04:58
Waarom kan Koen zijn afval niet wegbrengen?
A
Hij heeft teveel afval.
B
Hij heeft een verkeerde kaart.
C
Hij heeft geen kaart.
D
Hij heeft een formulier nodig.

Slide 42 - Quiz

06:50
Wat is de achternaam van de man die het formulier invult?
A
Bosmans
B
Koen

Slide 43 - Quiz

08:05
Wat betekent 'tel' op het formulier?

Slide 44 - Question ouverte

Zelfstandig werken
Disk, Lowan, Diglin of werkbladen.

Slide 45 - Diapositive