Week 5 les 1 - H4 grammatica congruentie en inversie

H4 grammatica zinsdelen
Doel: Je kan congruentie en inversie herkennen.

Congruentie = overeenkomst tussen de persoonsvorm (persoon en getal) en het onderwerp in de zin.  (Ik loop)
Inversie = als het onderwerp achter de persoonsvorm staat: een andere zinsvolgorde dan het "normale" onderwerp vóór de persoonsvorm. (Loop ik?)
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

H4 grammatica zinsdelen
Doel: Je kan congruentie en inversie herkennen.

Congruentie = overeenkomst tussen de persoonsvorm (persoon en getal) en het onderwerp in de zin.  (Ik loop)
Inversie = als het onderwerp achter de persoonsvorm staat: een andere zinsvolgorde dan het "normale" onderwerp vóór de persoonsvorm. (Loop ik?)

Slide 1 - Diapositive

Congruentie
Enkelvoudig onderwerp > enkelvoudige persoonsvorm, bijvoorbeeld De jongen zwaait. 
Meervoudig onderwerp > meervoudige persoonsvorm, bijvoorbeeld De jongens zwaaien.              

 Opletten bij:
1. Enkelvoudige kern + meervoudige nabepaling: De school (enkelvoud) vissen (meervoud) zwom in de vijver. 
Hierbij kijk je naar de kern van het onderwerp (school). 

2. Het onderwerp is een verzamelnaam voor meerdere personen: De jeugd zit nu veel thuis. 
Net als vakbond, team, groep, koor, maar niet bij bijvoorbeeld ouderen

Slide 2 - Diapositive

Congruentie
Opletten bij:
3. Constructie een van de + meervoudig woord + die krijgt in de bijvoeglijke bijzin een meervoudige persoonsvorm: Een van de Groningers die naar Australië emigreerden, was mijn vader. 

4. Bij titels van boeken, films etc. volgt altijd een enkelvoudige persoonsvorm: 'De avondenis een film gebaseerd op het gelijknamige boek van Gerard Reve. 

5. Na een rekeneenheid (meter, liter, dozijn, procent, kilo, euro) volgt een enkelvoudige persoonsvorm: Twee kilo kaas kost tegenwoordig meer dan tien euro. 

Slide 3 - Diapositive

Vul in:
''De media ... gisteren over het ongeluk op de A2.''
A
berichtte
B
berichtten

Slide 4 - Quiz

Goed of fout?
''De zwerm bijen lijkt boos te zijn.''
A
Goed
B
Fout

Slide 5 - Quiz

Vul in:
''Volgens de agent ... de dieven veel geld gestolen.''
A
heeft
B
hebben

Slide 6 - Quiz

Vul in:
''De snoepjes van Chantal zijn nu al opgegeten. Ze ... groot fan van drop.''
A
is
B
zijn

Slide 7 - Quiz

Goed of fout?
''De directrice heeft twee werknemers ontslagen. Zij presteerde niet goed.''
A
Goed
B
Fout

Slide 8 - Quiz

Goed of fout?
''Toen ik over de reling keek, zwommen een school vissen voorbij.''
A
Goed
B
Fout

Slide 9 - Quiz

Inversie

Meeste zinnen hebben de woordvolgorde: onderwerp - persoonsvorm
Zinnen met inversie: persoonsvorm - onderwerp

Soms is inversie niet zichtbaar, omdat je het onderwerp dan niet kunt vaststellen. De zin heeft dan twee betekenissen: 
-Man bijt hond. 


Slide 10 - Diapositive

Normale woordvolgorde (hoofdzin)

Wij gaan vandaag naar de markt.

onderwerp - persoonsvorm - rest van de zin. (opa)

Opdracht: pas inversie toe en maak er een goede zin van. 

Slide 11 - Diapositive

Wij gaan vandaag naar de markt.
Zin met inversie?

Slide 12 - Question ouverte

Inversie mag bij: 
1. Vraagzinnen:
Gaan wij morgen naar de markt?
pv - onderwerp

2. Wanneer een zin niet met het onderwerp begint, maar met een ander zinsdeel (vaak is dat een plaats- of tijdbepaling).
Morgen gaan wij naar de markt.
ander zinsdeel - pv - onderwerp

Slide 13 - Diapositive

Let op bij samengestelde zinnen

Gisteren hebben wij u een vraag gesteld,
*maar hebben wij nog steeds geen antwoord gekregen.


Slide 14 - Diapositive

Twee opties
Gisteren hebben wij u een vraag gesteld,
maar wij hebben  nog steeds geen antwoord gekregen.

Gisteren hebben wij u een vraag gesteld,
maar nog steeds hebben wij geen antwoord gekregen.


Slide 15 - Diapositive

Aan de slag
Zie planner

Slide 16 - Diapositive