hv1n 16/05

Welkom hv1n!
Jas in je kluisje?
Ga lekker zitten. 

Pak je spullen: 
  • een leesboek
  • lesboek + schrift
  • pen






1 / 11
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 11 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 100 min

Éléments de cette leçon

Welkom hv1n!
Jas in je kluisje?
Ga lekker zitten. 

Pak je spullen: 
  • een leesboek
  • lesboek + schrift
  • pen






Slide 1 - Diapositive

Deze les
  • Vragenlijstje
  • Lezen
  • Pitch
  • Theorie bespreken
  • Zelfstandig aan de slag met de weektaak 

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Vandaag je reclamespot of folder inleveren!

Slide 4 - Diapositive

Wat ga je doen?
De komende periode gaan we aan de slag met werkwoordspelling.

-> Deze les: je leert over de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd en leert over sterke en zwakke werkwoorden. 

We gaan weer werken met een weektaak, maar eerst bespreken we de theorie. 

Slide 5 - Diapositive

Werkwoorden zijn dingen die je kunt doen. Fietsen, zwemmen, lopen. 

Je vindt ze in verschillende vormen. Ik fiets.
Als we de zin gaan onderverdelen in zinsdelen (grammatica): ik = onderwerp, fiets = persoonsvorm.

Ik pluk een appel.

Slide 6 - Diapositive

De ik-vorm van een werkwoord vind je door van het hele werkwoord de laatste twee letters weg te halen (=stam).

Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd:
  • ik? ik-vorm, ik bouw.
  • jij erachter? ik-vorm, bouw jij.
  • in alle andere gevallen! ik-vorm + t, hij bouwt.
  • in het meervoud het hele werkwoord, wij bouwen/ jullie bouwen. 

Slide 7 - Diapositive

Zwakke of sterke werkwoorden?
  • fietsen
  • lopen
  • hangen
  • zingen
  • verven
  • lezen
  • krijgen

Slide 8 - Diapositive

De persoonsvorm in de verleden tijd van zwakke werkwoorden schrijf je zo:
ik-vorm tt + de of te, stuiterde, fietste -> enkelvoud
ik-vorm tt + den of ten, stuiterden, fietsten -> meervoud

Om te bepalen of je de(n) of te(n) achter de ik-vorm schrijft gebruik je 
't sexy-fokschaap. Dus alleen in de verleden tijd én bij zwakke werkwoorden!

Even testen: ruilen, rusten, juichen. 

Slide 9 - Diapositive

Weektaak
§7, p. 252 lees theorie 
en maak opdracht 1 t/m 5
§8, p. 254 lees theorie 
en maak opdracht 1 t/m 4 + 7

Gedaan?
§7 opdracht 7 (tweetal)

Aan de slag!
Wat? Weektaak
Tijd? 29 minuten
Vraag? BBB. 
Klaar? Zie weektaak
Ook klaar? Haal nakijkboekje en kijk alles na.
Dat ook klaar? Laat het aan mij zien, je krijgt een puzzel.
timer
29:00

Slide 10 - Diapositive

hv1n 16/05

Slide 11 - Diapositive