Les 7 donderdag 19 september

Les 7 donderdag 19 september
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 80 min

Éléments de cette leçon

Les 7 donderdag 19 september

Slide 1 - Diapositive

Programma
- Lezen
10 min
-Formatieve check 'Prinsjesdag en tekstverband'
10 min
- Huiswerk + woordenschat
10 min
- Woordsoorten
15 min
- Oefenen
30 min
-Afsluiting
5 min

Slide 2 - Diapositive

Lezen
Je pakt je leesboek voor je, we beginnen met klassikaal lezen!





Slide 3 - Diapositive

Formatieve check
Klik op de onderstaande link om de check te maken:


Als je klaar bent kan je de check inleveren. 

Slide 4 - Diapositive

Hoeveel punten heb je behaald bij deze check?
011

Slide 5 - Sondage

Ik kan mijzelf verbeteren door het volgende te doen:
Ik leer/oefen nog een keer uit welke onderdelen een structuur van een tekst bestaat en welke verbanden in een tekst kunnen voorkomen.
Ik leer/oefen nog een keer om de structuur van en de verbanden in een tekst te herkennen.
Ik leer/oefen nog een keer om zelf zinnen te bedenken met signaalwoorden die bepaalde verbanden aangeven. 

Slide 6 - Question de remorquage

Bespreken opdrachten 
Antwoorden komen ook in Classroom. Vandaag tijd om verder te gaan met onderstaande opdrachten. 

Hoofdstuk 1 paragraaf 3 > Tekststructuur en verbanden

Bladzijde 16 en 17
Opdracht 1 t/m 6

Bladzijde 18 en 19
Opdracht 8 t/m 10

Slide 7 - Diapositive

Woordenschat oefenen

Slide 8 - Diapositive

aanmoedigen
A
De aandacht op een zaak richten.
B
In de richting van de tegenstander bewegen om die te verslaan.
C
Iemand moed inspreken en steunen.
D
Of je fit bent of niet.

Slide 9 - Quiz

Wat betekent 'aanstootgevend'?

'De docent vindt de leerling aanstootgevend omdat hij nooit zijn huiswerk maakt.'
A
grappig
B
irritatie opwekkend
C
ongemotiveerd
D
slim

Slide 10 - Quiz

Een voorbeeld van 'van generatie op generatie' is:
A
Iemands zoon heeft een prijs gewonnen, hij geeft dit aan zijn zusje.
B
Iemand die nadoen met hetzelfde beroep
C
Iemands opa en vader waren boer en nu is hij/zij het zelf ook.
D
Iemands vader gaat elke dag sporten met zijn vrouw.

Slide 11 - Quiz

Wat is nuance?
A
fijn onderscheid
B
bijzonder
C
groot gebaar

Slide 12 - Quiz

Iemand met open armen ontvangen.
A
Het is nergens beter dan thuis
B
Geen last hebben van iemand
C
Hele goede vrienden zijn
D
Iemand enthousiast ontvangen

Slide 13 - Quiz

Leerdoelen
Wat behandelen we vandaag?

  • Je weet wat de kenmerken en functies zijn van zelfstandige naamwoorden, lidwoorden, bijvoeglijke naamwoorden en werkwoorden.
  • Je kan bepalen welke woorden tot deze vier woordsoorten behoren.
  • Je kan uitleggen waarom een woord tot een bepaalde woordsoort behoort.
  • Je kan zelf nieuwe zinnen bedenken met verschillende woordsoorten.

Slide 14 - Diapositive

Welke woordsoorten ken je?

Slide 15 - Carte mentale

Woordsoorten
Woorden in een zin kun je indelen in woordsoorten.
Wij gaan het hebben over het;
zelfstandig naamwoord
bijvoeglijk naamwoord
lidwoord 
werkwoord

Slide 16 - Diapositive

Wat zijn zelfstandig naamwoorden?
A
namen van mensen
B
geen idee
C
mensen, dieren, dingen en planten
D
dingen

Slide 17 - Quiz

'mooi ' en 'lelijk' zijn bijvoeglijk naamwoorden.

Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over...
A
een zelfstandig naamwoord
B
een werkwoord
C
een voorzetsel
D
over de hele zin

Slide 18 - Quiz

Lidwoorden en zelfstandig naamwoorden.

Wat is een lidwoord?
A
Wat iemand kan
B
de, het, een
C
namen en mensen
D
Wie of wat

Slide 19 - Quiz

Welk lidwoord is het onbepaald lidwoord?
A
de
B
het
C
een

Slide 20 - Quiz

De lidwoorden 'de' en 'het' zijn ... lidwoorden.
A
bepaalde
B
onbepaalde

Slide 21 - Quiz

Wat is een werkwoord?
Een werkwoord geeft aan:
A
mens, dier of ding
B
handeling, gebeurtenis of toestand
C
wanneer, hoe of waar iets gebeurt
D
dat iemand iets maakt

Slide 22 - Quiz

Oefeningen
Ga aan de slag met de volgende oefeningen:
Hoofdstuk 1 paragraaf 3 afmaken  > Tekststructuur en verbanden

Bladzijde 16 en 17
Opdracht 1 t/m 6

Bladzijde 18 en 19
Opdracht 8 t/m 10

Woordsoorten paragraaf 5 > bladzijde 124 t/m 129
Opdracht 1 t/m 6 + opdracht 7, 8 en 10!








Slide 23 - Diapositive

Welke leerdoelen beheers je nu?
Deze leerdoelen beheers ik nu al
Deze leerdoelen beheers ik nog niet. Dus ga ik hier nog mee verder oefenen/lezen. Anders vraag ik hulp aan de docent.
Je weet uit welke onderdelen een structuur van een tekst bestaat en welke verbanden in een tekst kunnen voorkomen.
Je kan de structuur van en de verbanden in een tekst herkennen.
Je kan zelf zinnen bedenken met signaalwoorden die bepaalde verbanden aangeven. 
Je kan de structuur van en de verbanden in een tekst uitleggen.

Slide 24 - Question de remorquage