Nieren oefenen

De rechter nier ligt ten opzichte van de linker nier
A
Gelijk
B
Hoger
C
Lager
1 / 21
suivant
Slide 1: Quiz
AnatomieMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

De rechter nier ligt ten opzichte van de linker nier
A
Gelijk
B
Hoger
C
Lager

Slide 1 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


Wat is geen taak van de nieren?
A
Zorgen dat eiwitten worden afgevoerd via de urine
B
Zorgen voor de vocht- en zouthuishouding
C
Zorgen voor een balans van de glucose
D
Halen van afvalstoffen uit het bloed

Slide 2 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
Nierslagader
Nierader
Urineleider
Nierkapsel
Nierschors
Niermerg
Nierpapil
Nierkelk
Nierbekken

Slide 3 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

De nieren dragen bij aan het regelen van de zuurgraad (pH) van het bloed. De normale pH-waarde van bloed is .....
A
7,1
B
7,2
C
7,4
D
7,6

Slide 4 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe heten de filters in de nieren?
A
Neuronen
B
Neuronitis
C
Nefronen
D
Nefrontalis

Slide 5 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Waaruit bestaat het nefron?

A
Nierlichaampje en nierschors
B
Nierlichaampje en nierbuisje
C
Nierbuisje en nierschors
D
Niermerg en nierschors

Slide 6 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Het netwerk van haarvaten in het nierlichaampje noem je...
A
Lis van Henle
B
Glomerulus
C
Nierbuis
D
Kapsel van Bowman

Slide 7 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


Wat gebeurt in het nefron?
A
Filtratie van bloed
B
Productie hormonen die nierwerking beïnvloeden
C
Heropname van bruikbare stoffen in bloed
D
Alle antwoorden zijn goed

Slide 8 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
Afvoerend slagadertje
Glomerulus
Kapsel van Bowman
2e gekronkelde buisje
1e gekronkelde vaatje
Haarvaatjes (ader)
Lus van Henle
Nierschors
Niermerg
Urineverzamelbuis

Slide 9 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat komt niet in het kapsel van Bowman?
A
Grote eiwitten en rode bloedcellen
B
Glucose en rode bloedcellen
C
Ureum en grote eiwitten
D
Zout en grote eiwitten

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Bij zware lichamelijke inspanning zal over het algemeen de diurese.....
A
Afnemen
B
Gelijk blijven
C
Toenemen

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Stelling I: Mictie betekent urineren
Stelling II: Gemiddeld produceert een volwassenen 3 liter urine per 24 uur
A
Stelling I en II zijn beiden juist
B
Stelling I is juist, stelling II is onjuist
C
Stelling I is onjuist, stelling II is juist
D
Stelling I en II zijn beiden onjuist

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Vanuit de verzamelbuis van de nefron wordt de urine getransporteerd naar......?
A
De blaas
B
Het nierbekken
C
De urinebuis
D
De urineleider

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De juxtaglomerulaire cellen in het kapsel van Bowman produceren .....
A
Aldosteron
B
Renine
C
ADH
D
Angiotensine

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Erytropoëtine is een hormoon dat wordt uitgescheiden door de nieren bij ....
A
Teveel ADH
B
Te lage bloeddruk
C
Teveel koolstofdioxide
D
Tekort aan zuurstof

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De urinebuis wordt afgesloten door de uitwendige en de inwendige sluitspier. De uitwendige sluitspier werkt (1) --- en de inwendige sluitspier werkt (2) ---
A
(1) bewust (2 ) bewust
B
(1) bewust (2) onbewust
C
(1) onbewust (2) onbewust
D
(1) onbewust (2) bewust

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke stoffen zijn normale bestanddelen van urine?
A
Glucose, zouten en hormonen
B
Ureum, water en hormonen
C
Urinezuur, bacteriën en water
D
Water, glucose en witte bloedcellen

Slide 17 - Quiz

afbraakproducten van eiwitten, bijvoorbeeld ureum, ammoniak, creatinine en urinezuur
Urine bevat altijd water en een aantal stoffen. Onder andere ureum, ammoniak, creatinine en urinezuur. Dit zijn:
A
Afbraakproducten van rode bloedcellen
B
Afbraakproducten van vetten
C
Afbraakproducten van eiwitten
D
Afbraakproducten van witte bloedcellen

Slide 18 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke weg volgt de urine?
A
nierbekken – urineblaas – urineleider – urinebuis
B
nierbekken – urineleider – urineblaas – urinebuis
C
urinebuis – nierbekken – urineblaas – urineleider
D
urineleider – nierbekken – urinebuis – urineblaas

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Alleen nadat je veel gedronken hebt, vindt urinevorming plaats
A
Waar
B
Niet waar

Slide 20 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De rekkingsensoren in de blaas worden geprikkeld waarna een signaal naar de hersenen gaat en er mictiedrang ontstaat. Bij hoeveel cc ontstaat deze prikkel?
A
ca 250cc
B
ca 300cc
C
ca 350cc
D
ca 400cc

Slide 21 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions