Werkwoordspelling klas 1 opdracht 1 (tegenwoordige tijd 1)

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 3,4

Werkwoordspelling 

tegenwoordige tijd

Dictee

Dictee

Het vliegtuig landt op het vliegveld

Dictee

Ik brand mijn vingers aan de pan

Dictee

Hij verwent zijn hond teveel

Dictee

De vogel vliegt weg

Werkwoord

Stam

Wennen - wen

lopen - loop

branden - brand

gaan - 

maken - 

houden -

De persoonsvorm vind je door:

• Eén werkwoord in de zin? Dat is de persoonsvorm.

Ik loop op straat.

De persoonsvorm vind je door:

• Eén werkwoord in de zin? Dat is de persoonsvorm.

Ik loop op straat.

• De zin vragend te maken.
  Het eerste woord is de persoonsvorm.

Ik ben op kamp geweest.

De persoonsvorm vind je door:

• Eén werkwoord in de zin? Dat is de persoonsvorm.

Ik loop op straat.

• De zin vragend te maken.
  Het eerste woord is de persoonsvorm.

Ik ben op kamp geweest.

• De zin in een andere tijd te zetten. 
  Het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm.

Waarom gaan we niet voetballen?

De uitgebrande auto staat op straat nog na te roken.

pv = 

Hoe lang leven muggen?

pv = 

stam: ik-vorm

Ik brand mijn vingers aan de pan

Brand ik mijn vingers aan de pan?

Ik (landen) op Schiphol

Ik ................ op Schiphol

Stam: ik-vorm

Ik brand mijn vingers aan de pan

Brand ik mijn vingers aan de pan?

Brand je ook van nieuwsgierigheid?

Want: Brand jij ook van nieuwsgierigheid?

Maar: Brandt je vader van nieuwsgierigheid?

Want: Brandt jij vader van nieuwsgierigheid? kan niet.

(landen) je oom op Schiphol?

ander enkelvoud: hij/zij-vorm

Hij brandt zijn vingers aan de pan

Brandt hij zijn vingers aan de pan?

Hij (wennen) al aardig aan zijn nieuwe school

meervoud: infinitief (hele ww)

Wij branden onze vingers aan de pan

Wij (wennen) al aardig aan onze nieuwe school

De verwarming (branden) vandaag gelukkig weer!

Wat is niet goed gespeld?

Goed of fout?

Het is de tegenwoordige tijd.

Fout is natuurlijk: steund. Dit moet zijn: steunt.

(Het hele werkwoord: steunen. De stam: steun)

Bron: Taalfouten spotten.

Welk woord is een werkwoord?
tafel, liggen, auto, kapotte

Wat is de stam van het werkwoord rijden?

Wat is de persoonsvorm van de zin?

Hij zit ontzettend te zeuren.

Wat is de persoonsvorm van de zin?

Wanneer ga je weer werken?

Wat is de juiste vorm van het werkwoord in de tegenwoordige tijd?
Hij (draaien) zijn hoofd.

Hoe schrijf je het werkwoord in de tegenwoordige tijd?

Ik (vinden) dat een mooie film.

Wat is de juiste vorm van het werkwoord?

(betalen) je broer de rekening?

1. betaal
2. betaald
3. betaalt
4. betaaldt

Wat is de juiste vorm van het werkwoord?

Hij (rennen) hard naar huis.

1. rent
2. rend
3. rendt
4. ren

Wat is de juiste vorm van het werkwoord?

(melden) je maar bij de balie.

1. Melt
2. Meldt
3. Melden
4. Meld

GELEERD?

- wat een werkwoord is

- wat de persoonsvorm is

- je kunt werkwoorden correct spellen in de tegenwoordige tijd met behulp van het schema werkwoordspelling

spelling: werkwoordspelling