Les 41 & 42

Hoofd- en bijzaken/meningen en feiten 
Vandaag ga je het volgende leren: 

- Je weet wat hoofd- en bijzaken zijn, kunt ze herkennen en benoemen. 
- Je weet wat een mening, argumenten een feit is. 
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Hoofd- en bijzaken/meningen en feiten 
Vandaag ga je het volgende leren: 

- Je weet wat hoofd- en bijzaken zijn, kunt ze herkennen en benoemen. 
- Je weet wat een mening, argumenten een feit is. 

Slide 1 - Diapositive

Uitleg hoofd- en bijzaken
Hoofdzaak = belangrijkste informatie (kernzinnen). 
Bijzaak = minder belangrijk (voorbeeld, uitleg om de tekst beter te begrijpen of om de tekst leuker te maken). Bijvoorbeeld, neem nou, zoals, onder andere <-- zijn voorbeelden waaraan je kunt herkennen dat er een voorbeeld volgt. 

Kernzinnen zijn de belangrijkste zinnen van een alinea. Vaak is het de eerste of laatste zin
De andere zinnen zijn bijzaken: ze geven uitleg of voorbeelden.

Slide 2 - Diapositive

Waar kan ik hoofdzaken vinden?
- Ze staan vaak aan het begin of het einde van een tekst. 
- Je vindt ze vaak in de kernzin van de alinea. 
- Ze staan vaak in titels of tussenkopjes. 

Slide 3 - Diapositive

hoofdzaak
bijzaak
kernzin
functie van andere alinea's 
uitleg / voorbeelden
belangrijkste informatie
hierin staat de hoofdzaak / belangrijkste informatie
minder belangrijke informatie

Slide 4 - Question de remorquage

Voedselvergiftiging (tekst 5)
'Wanneer er in de keuken niet hygiënisch gewerkt wordt, kunnen er bacteriën in het eten komen. Denk bijvoorbeeld aan vieze vaatdoekjes op het aanrecht of het niet goed wassen van de handen voor je gaat koken.'
Wat is de belangrijkste informatie?

Slide 5 - Diapositive

Voedselvergiftiging (tekst 5)
'Wanneer er in de keuken niet hygiënisch gewerkt wordt, kunnen er bacteriën in het eten komen. Denk bijvoorbeeld aan vieze vaatdoekjes op het aanrecht of het niet goed wassen van de handen voor je gaat koken.'

Slide 6 - Diapositive

Voedselvergiftiging (tekst 5)
Kernzin: 'Wanneer er in de keuken niet hygiënisch gewerkt wordt, kunnen er bacteriën in het eten komen
Bijzaken (voorbeeld): Denk bijvoorbeeld aan vieze vaatdoekjes op het aanrecht of het niet goed wassen van de handen voor je gaat koken.'

Slide 7 - Diapositive

hoofdzaak
bijzaak
Mijn toets begint woensdag om 8.30u
Ik doe bijvoorbeeld ook aan tennis
Nederlands wordt bestuurd door het kabinet
Naast de begrippen moet je op de toets ook weten wat een hoofdzaak is.
Voor het proefwerk lezen moet je goed oefenen.

Slide 8 - Question de remorquage

Hoofdzaak
Bijzaak
Als de Noord-Hollandse dijken het niet hadden gehouden, zouden misschien nog eens 30.000 mensen zijn verdronken en een miljoen mensen dakloos zijn geworden. 
Om te voorkomen dat ooit nog eens zo'n ramp zou plaatsvinden, werd na de watersnood snel begonnen met de Deltawerken.
Dankzij dit enorme project is Noordwest-Nederland stukken beter beveiligd tegen overstromingen.

Slide 9 - Question de remorquage

Waar kun je de hoofdzaken van een tekst vinden? Noem er 3 (kijk in je vakje belangrijk).

Slide 10 - Carte mentale

Ik snap de theorie over hoofd- en bijzaken
😒🙁😐🙂😃

Slide 11 - Sondage

Wat weet je al over:
mening, feiten en argumenten?

Slide 12 - Carte mentale

Uitleg
1. Mening / standpunt is een uitspraak over wat iemand vindt van iets of hoe iemand ergens over denkt. Met een mening/standpunt kun je het eens of oneens zijn. 
2. Een feit is een uitspraak over iets wat waar of onwaar is en wat je kunt controleren. HEEL BELANGRIJK: CONTROLE!
3. Als je zegt waaróm je een bepaalde mening hebt, noem je dat een argument

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Hoe herken je meningen, feiten 
en argumenten?
1. Een mening herken je vaak aan signaalwoorden als: ik vind en volgens mij. 
2. Een feit kun je controleren: is het waar of niet waar. 
Een schrijver kan feiten gebruiken om zijn mening te ondersteunen.
3. Een argument herken je vaak aan signaalwoorden als: want, omdat, namelijk en immers. 

Slide 15 - Diapositive

Ik vind het hebben van één echte, goede vriend belangrijk
A
Mening
B
Feit
C
Argument
D
Geen idee

Slide 16 - Quiz

Je mag overleggen tijdens een toets of examen.
A
Mening
B
Argument
C
Feit
D
Geen idee

Slide 17 - Quiz

Ik vind het hebben van een huisdier belangrijk, want dan is er altijd iemand blij als je thuiskomt.
A
Dit is een mening met een argument
B
Dit is alleen een mening
C
Dit is alleen een argument
D
Geen idee

Slide 18 - Quiz

Het Vechdal College is een middelbare school.
A
feit
B
mening

Slide 19 - Quiz

Spaghetti is lekker.
A
feit
B
mening

Slide 20 - Quiz

Coca Cola is de beste cola.
A
feit
B
mening

Slide 21 - Quiz

In een vegetarische maaltijd zit geen vlees.
A
feit
B
mening

Slide 22 - Quiz

Lachen is gezond.
A
feit
B
mening

Slide 23 - Quiz

Computerspelletjes zijn pas leuk als er geweld in zit.
A
feit
B
mening

Slide 24 - Quiz

Feit
Mening
Argument
Kun je controleren
Is wat iemand vindt.
Een uitleg waarom iemand iets vindt.
Ik vind
Volgens mij
want
omdat
daarom
namelijk

Slide 25 - Question de remorquage

Geef je mening met een argument over de lessen Nederlands.

Slide 26 - Question ouverte

Leg uit welke begrippen je geleerd hebt deze les en wat ze betekenen

Slide 27 - Question ouverte