1.3 Zuivere stoffen en mengsels

1.3 Zuivere stoffen en mengsels
1 / 39
suivant
Slide 1: Diapositive
ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 39 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 80 min

Éléments de cette leçon

1.3 Zuivere stoffen en mengsels

Slide 1 - Diapositive

Programma
-Formatieve check
10 min
-Oefeningen nakijken
10 min
-Zuivere stoffen en mengsels
15 min
-Soorten mengsels
25 min
-Oefenen
20 min

Slide 2 - Diapositive

Formatieve check
Klik op de onderstaande link om de check te maken:


Als je klaar bent moet je het niet wegklikken, je hebt de antwoorden namelijk nog nodig.

Slide 3 - Diapositive

Hoeveel punten heb je behaald bij deze check?
06

Slide 4 - Sondage

Ik kan mijzelf verbeteren door het volgende te doen:
1. Ik leer/oefen nog een keer welke kenmerken het deeltjesmodel heeft.
2. Ik leer/oefen nog een keer welke stofeigenschappen veranderen tijdens een faseverandering.
3. Ik leer/oefen nog een keer hoe deeltjes zich gedragen op microniveau tijdens verschillende fasen.

Slide 5 - Question de remorquage

Oefeningen nakijken
Ik loop langs om te controleren of je je spullen bij je hebt en of de oefeningen gemaakt zijn.

De antwoorden staan in het eerste tabblad van de Studiewijzer in Magister.
timer
10:00

Slide 6 - Diapositive

Leerdoelen
Wat behandelen we vandaag?

  • Je kunt op micro- en macroniveau uitleggen wat zuivere stoffen en wat mengsels zijn.
  • Je kunt smelt- en kookdiagrammen van mengsels op microniveau verklaren.
  • Je kunt op micro- en macroniveau het verschil uitleggen tussen homogene en heterogene mengsels.
  • Je kunt een aantal mengsels op macro- en microniveau beschrijven.
  • Je kunt berekeningen uitvoeren aan de samenstelling van mengsels: massa%, volume% en gram per liter.

Slide 7 - Diapositive

Wat denken jullie dat het verschil is tussen een zuivere stof en een mengsel?

Slide 8 - Carte mentale

Zuivere stoffen
De meeste stoffen zijn opgebouwd uit moleculen.

Zuivere stoffen = 1 soort molecuul

Slide 9 - Diapositive

Bedenk een zuivere stof.

Slide 10 - Carte mentale

Mengsels
De meeste stoffen zijn opgebouwd uit moleculen.

Mengsel = 2 of meer soorten moleculen

Slide 11 - Diapositive

Bedenk een mengsel.

Slide 12 - Carte mentale

Zijn de volgende stoffen zuiver of een mengsel?
Zuivere stof
Mengsel

Slide 13 - Question de remorquage

Zijn de volgende stoffen zuiver of een mengsel?
Zuivere stof
Mengsel

Slide 14 - Question de remorquage

Smeltpunt en kookpunt
Verschillende vaste stoffen smelten bij verschillende temperaturen. (smeltpunt)
  • water: smeltpunt = 0 °C
  • ijzer: smeltpunt = 1538 °C

Verschillende vloeistoffen verdampen bij verschillende temperaturen (kookpunt)
  • water: kookpunt = 100 °C
  • ijzer: kookpunt = 2862 °C

Slide 15 - Diapositive

Smelttraject en kooktraject
  • Alleen zuivere stoffen hebben een smelt/kookpunt.
  • Mengsels hebben een smelt/kooktraject!

  • Zuivere stoffen hebben 1 temperatuur waarop ze smelten/koken.
  • Mengsels hebben een temperatuurtraject waarop ze smelten/koken.


Slide 16 - Diapositive

Temperatuur, tijd-diagram

Slide 17 - Diapositive

Boter smelt tussen 52 en 68 graden. Is dit een smeltpunt of een smelttraject? Is boter dan een zuivere stof of een mengsel?
A
Smeltpunt, zuivere stof
B
Smelttraject, zuivere stof
C
Smeltpunt, mengsel
D
Smelttraject, mengsel

Slide 18 - Quiz

Hoe kan je aan een grafiek zien of een stof een punt of traject heeft?

Slide 19 - Question ouverte

Soorten mengsels
Er zijn miljoenen verschillende soorten
mengsels!

Homogeen mengsel:
  • Oplossingen
  • Sol/legering
  • Gasmengsel
Heterogeen mengsel:
  • Suspensies
  • Emulsies
  • Rook
  • Nevel
  • Schuim

Slide 20 - Diapositive

Homogeen en heterogeen
Homo = hetzelfde
Hetero = anders

Homogeen mengsel: Deeltjes zijn op microniveau goed gemengd. Je ziet op macroniveau niet dat het mengsel uit meerdere soorten stoffen bestaat.

Heterogeen mengsel: Deeltjes vormen klonten op microniveau, niet goed gemengd. Je ziet op macroniveau dat het mengsel bestaat uit meerdere soorten stoffen.

Slide 21 - Diapositive

Oplossingen
Oplossing:
(vloeistof in vloeistof) (vaste stof in vloeistof)

Helder mengsel (soms gekleurd), stoffen zijn helemaal erin opgelost.

De vloeistof waarin je iets oplost heet het oplosmiddel.

Voorbeelden:
Suikerwater, koffie, thee



Slide 22 - Diapositive

Sol/legering
Sol (homogeen):
(vaste stof in vaste stof)
Voorbeeld: Gekleurd glas

Legering (homogeen):
(metaal in metaal)
Voorbeelden: Brons, amalgaam, staal


Slide 23 - Diapositive

Gasmengsel
Gasmengsel (homogeen):
Een combinatie van verschillende gassen.

Bekendste voorbeeld:
De lucht

Slide 24 - Diapositive

Suspensies
Suspensie (heterogeen):
(vaste stof in vloeistof)

Troebel mengsel
Vaste stof die zweeft in een vloeistof
Na een tijdje zakt de vaste stof naar beneden, dit noem je bezinken.

Voorbeelden:
Sinaasappelsap, zand in water, krijtpoeder in water


Slide 25 - Diapositive

Emulsies
Emulsie (heterogeen):
(vloeistof in vloeistof)
  • Troebel mengsel van vloeistoffen
  • Druppeltjes van een vloeistof zweven in de andere vloeistof
  • Vloeistoffen ontmengen
  • Ene vloeistof ligt bovenop andere vloeistof
  • Voorbeeld: olie met water

Emulgator:
Hulpstof die zorgt dat vloeistof toch beter met elkaar oplossen.
Bijvoorbeeld: zeep, eigeel

Slide 26 - Diapositive

Rook, nevel en schuim
Rook (heterogeen):
(vaste stof in gas)
Voorbeeld: brandrook

Nevel (heterogeen):
(vloeistof in gas)
Voorbeeld: mist

Schuim (heterogeen):
(gas in vloeistof)
Voorbeeld: zeeschuim



Slide 27 - Diapositive

Concentratie
  • Elk voedselproduct bevat voedingswaarden.
  • Bij dranken staat hoeveel gram van iets in 100 mL voorkomt.
  • Dit heet ook wel de concentratie.
  • Concentratie = hoeveel gram van een stof is opgelost in een vloeistof.

Slide 28 - Diapositive

Concentratie rekenen
  • Volgens de voedingswaarde zit er 5 g suiker in 100 ml magere melk.
  • De concentratie is dus 5 g/100 mL.
  • Hoeveel gram suiker zit er in 1 L? 

Slide 29 - Diapositive

Concentratie
  • Concentratie kan je berekenen door middel van een formule.
  • Zorg altijd dat je massa in g staat en je volume in L!

Slide 30 - Diapositive

In 2,4 L cola zit ongeveer 350 gram aan suiker. Bereken de concentratie in g/L.

Slide 31 - Question ouverte

Massapercentages
Het massapercentage is het percentage van een stof in een mengsel.

Stel je hebt 100 gram pindakaas. 40 gram van die pindakaas bestaat uit vet.
Het massapercentage vet is dan 40%

Slide 32 - Diapositive

Berekenen
  • Massapercentage kan je ook berekenen door middel van een formule.
  • het deel is altijd het kleine getal, het geheel altijd het grote getal.
  • 40 g is het deel, 100 g het geheel.
  • Hoeveel % is het vet dan?

Slide 33 - Diapositive

Volumepercentages
Precies hetzelfde als massapercentage, alleen zijn het deel en geheel in liters i.p.v. gram!

Slide 34 - Diapositive

Een suikeroplossing van 120 g bevat 18 g suiker. Bereken het massapercentage suiker dat in de suikeroplossing zat.

Slide 35 - Question ouverte

Het bier in een flesje Grolsch heeft een alcoholpercentage van 5%. Het bier weegt in totaal 250 g. Bereken het gewicht van het alcohol in een flesje Grolsch.

Slide 36 - Question ouverte

S.O.
Over 2 weken doen we een S.O. over deze paragraaf!!!

Zorg dus dat je de leerdoelen beheerst!

Zorg dus dat je volgende week goed naar de formatieve check kijkt, je antwoorden goed nakijkt, en vragen stelt als je iets niet begrijpt!

Slide 37 - Diapositive

Oefeningen
Ga aan de slag met de volgende oefeningen:

Havo:
Hoofdstuk 1 Paragraaf 3:
1 t/m 5 + 8 + 10 + 11

Vvo:
Hoofdstuk 1 Paragraaf 3:
1 t/m 7 + 9 + 10

Slide 38 - Diapositive

Welke leerdoelen beheers je nu?
Deze leerdoelen beheers ik nu al
Deze leerdoelen beheers ik nog niet. Dus ga ik hier nog mee verder oefenen/lezen. Anders vraag ik hulp aan de docent.
Je kunt op micro- en macroniveau uitleggen wat zuivere stoffen en wat mengsels zijn.
Je kunt smelt- en kookdiagrammen van mengsels op microniveau verklaren.
Je kunt een aantal mengsels op macro- en microniveau beschrijven.
Je kunt berekeningen uitvoeren aan de samenstelling van mengsels: massa%, volume% en gram per liter.
Je kunt op micro- en macroniveau het verschil uitleggen tussen homogene en heterogene mengsels.

Slide 39 - Question de remorquage