Quiz Taaltalent 2 Hoofdstuk 1

Welk woord past het beste bij deze woorden?
team-spelen-club
A
bijzonder
B
elftal
C
dooien
D
warm
1 / 14
suivant
Slide 1: Quiz

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs.

Éléments de cette leçon

Welk woord past het beste bij deze woorden?
team-spelen-club
A
bijzonder
B
elftal
C
dooien
D
warm

Slide 1 - Quiz

Welk woord past het beste bij deze woorden?
ijs-winter-Elfstedentocht
A
zomer
B
veldje
C
groen
D
schaatsen

Slide 2 - Quiz

Welk woord past het beste bij deze woorden?
club-abonnement-betalen
A
sneeuw
B
spelen
C
lid
D
informatie

Slide 3 - Quiz

Welke zin is juist?
A
Ik ga lezen een boek.
B
Ik ga een boek lezen.
C
Ik een boek ga lezen.
D
Ik lezen een boek.

Slide 4 - Quiz

Welke zin is juist?
A
Morgen ik ga een film kijken.
B
Morgen ik een film kijken.
C
Morgen film kijken ik ga.
D
Morgen ga ik een film kijken.

Slide 5 - Quiz

Welk diminutief is niet juist geschreven?
A
het appeltje
B
de kopje
C
het banaantje
D
de stoeltjes

Slide 6 - Quiz

Welk diminutief is niet juist geschreven?
A
het bankje
B
het huisje
C
het tafeltje
D
het autotje

Slide 7 - Quiz

Welke zin is juist?
A
In de winter gaan het vaak vriezen.
B
In de winter het gaat vaak vriezen.
C
In de winter gaat het vaak vriezen.
D
In de winter het gaan vaak vriezen.

Slide 8 - Quiz

Welke zin is NIET juist?
A
Ik ga morgen in de zee zwemmen.
B
Morgen ga ik in de zee zwemmen.
C
Hij gaat morgen lekker luieren.
D
Morgen hij gaat lekker luieren.

Slide 9 - Quiz

Welk woord past in de zin?
Ik wil wel graag naar de film, maar ik heb _______ geen tijd.
A
gevaarlijk
B
zoals
C
eigenlijk
D
niet

Slide 10 - Quiz

Welk woord past in de zin?
In de zomer zitten we in de tuin en ________ we van het mooie weer.
A
genieten
B
leven
C
zorgen
D
vriezen

Slide 11 - Quiz

Welke superlatief is correct?
Ik vind deze muziek het ________
A
mooiest
B
mooist

Slide 12 - Quiz

Welke superlatief is correct?
Bij de _______ sportclubs moet je per jaar betalen
A
meeste
B
meest

Slide 13 - Quiz

Welke superlatief is correct?
Schaatsen vind ik het ______ leuk.
A
weinigst
B
minst

Slide 14 - Quiz